ECLI:NL:HR:2011:BO4493
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de bewijsminimum in strafzaken met betrekking tot bedreiging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 januari 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van bedreiging met de dood van een medewerkster van een bedrijf in Enschede. De bedreiging vond plaats tijdens een telefonisch gesprek, waarin de verdachte dreigende woorden heeft geuit. Het Hof had geoordeeld dat de verklaring van de aangeefster voldoende steun vond in ander bewijsmateriaal, en dat de bewezenverklaring toereikend was gemotiveerd. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat de bewezenverklaring ontoereikend was, omdat deze uitsluitend steunde op de verklaring van één getuige. De Hoge Raad heeft echter bevestigd dat het Hof de relevante overwegingen met betrekking tot het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering correct had toegepast. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof voldoende had gemotiveerd dat de verklaring van de aangeefster niet op zichzelf stond, maar ondersteund werd door ander bewijsmateriaal. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef.