ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ9519

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-003536-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor meerdere strafbare feiten waaronder diefstal en vrijheidsberoving

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Roermond, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en zes maanden. De verdachte is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal en het wederrechtelijk ontnemen van de vrijheid van een slachtoffer. De feiten zijn gepleegd in de gemeente Roermond tussen 2009 en 2011. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van goederen, waaronder een laptoptas en geldbedragen, en heeft een vrouw gedwongen om met hem mee te gaan, waarbij hij haar bedreigde met een mes. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte voor sommige feiten moet worden vrijgesproken, omdat het bewijs niet voldeed aan de eisen van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft echter ook vastgesteld dat de verdachte voor andere feiten, zoals de vrijheidsberoving en diefstal, wettig en overtuigend schuldig is. De strafmaat is aangepast, waarbij het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van in totaal 24 maanden heeft opgelegd. De benadeelde partijen hebben vorderingen ingediend, waarvan sommige zijn toegewezen en andere zijn afgewezen. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en beslist dat de verdachte moet betalen voor de schade die is veroorzaakt door zijn daden.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003536-10
Uitspraak : 31 maart 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van 21 september 2010 in de strafzaak met parketnummer 04-850405-09 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [dag] 1988,
wonende te [adres],
verblijvende in PI Limburg Zuid - Gev. De Geerhorst te Sittard,
waarbij verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en zes maanden met aftrek van voorarrest, onder toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen en beslissing tot teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
Door en namens verdachte is bepleit dat:
- verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 1, 2 en 3;
- ten aanzien van de strafoplegging aan verdachte een lagere en/of deels voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd;
- de benadeelde partij [slachtoffer S] in haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard nu de vordering betreft de schade aan de auto.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 september 2009 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptoptas (met daarin onder andere een rijbewijs en paspoort ten name van [slachtoffer H]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer H], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 29 juni 2009 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen EUR 2.698,43, in elk geval enig bedrag aan geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer R1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer R2] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer L], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld heeft bestaan in:
- het vermomd met een (bivak)muts tonen van een mes, in elk geval een scherp voorwerp, aan genoemde [slachtoffer R2] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer L] en daarbij op dreigende toon roepen "Snel snel, geld geld!";
3.
hij op of omstreeks 09 augustus 2009 in de gemeente Roermond opzettelijk [slachtoffer A] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte met dat opzet onder meer:
- tegen [slachtoffer A] gezegd dat ze mee moest komen naar zijn, verdachtes, huis, anders zou hij haar steken en/of
- [slachtoffer A] meegenomen naar de slaapkamer van zijn, verdachtes, ouders en vervolgens de deur van deze slaapkamer op slot gedaan en/of
- tegen [slachtoffer A] gezegd: "vandaag blijf je hier, totdat ik jou helemaal dood heb gemaakt, omdat jij verloofd bent." en/of
- [slachtoffer A] naar haar werk laten bellen en zeggen dat ze niet kwam werken en/of
- de telefoon, een gouden ketting en/of het horloge van [slachtoffer A] afgenomen en/of
- tegen [slachtoffer A] gezegd dat ze haar broek uit moest doen en/of
- [slachtoffer A] meermalen geslagen en/of
- tegen [slachtoffer A] gezegd dat ze op bed moest gaan liggen en stil moest zijn en/of
- tegen [slachtoffer A] gezegd dat ze geen beweging moest maken en dat als zij het raam probeerde open te maken of als er politie zou komen, zij niet zou weten wat er dan gebeurde en/of
- toen [slachtoffer A] uit het raam hing aan haar getrokken om haar naar binnen te trekken en daarbij een mes gepakt en tegen haar gezegd: "kom naar binnen of ik steek jou en mezelf neer.";
4.
hij op of omstreeks 19 juni 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (brom)fietsstalling van een aan de Olieslagersstraat gelegen flatgebouw ("de Viever") weg te nemen een of meer (brom)fiets(en), in elk geval wat van zijn/hun gading was, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot genoemde (brom)fietsstalling te verschaffen en/of die/dat weg te nemen (brom)fiets(en), in elk geval wat van zijn/hun gading was onder zijn/hun bereik te brengen door met dat oogmerk met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een breekijzer een deur van deze (brom)fietstalling open te breken en/of door (meermalen) tegen deze deur te schoppen, in elk geval door middel van braak, verbreking en/of inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 19 juni 2009 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een inpandige (brom)fietsstalling van een aan de Olieslagersstraat gelegen flatgebouw ("de Vliegenier") heeft weggenomen een bromfiets (merk Sym Jet 50), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer E], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 17 juni 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de parkeergarage van het appartementencomplex "Ursula-complex", gelegen aan de Jo Hansenstraat/Dionisiusstraat/Begijnhofstraat weg te nemen een motorfiets (merk Yamaha, type Diversion 600, kenteken [kenteken 1]), in elk geval wat van zijn/hun gading was, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer G], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot genoemde parkeergarage te verschaffen en/of die weg te nemen motorfiets onder zijn/hun bereik te brengen door met dat oogmerk met een of meer van zijn mededader(s) hard tegen de centrale toegangsdeur te duwen en (vervolgens) de kabels uit het startslot te trekken en/of verschillende kabels door te knippen, in elk geval door middel van braak en/of verbreking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2009 tot en met 15 juni 2009 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de parkeergarage van een appartementencomplex "Ursula-complex", gelegen aan de Jo Hanssenstraat/Dionisiusstraat/ Begijnhofstraat heeft weggenomen een motorfiets (merk Suzuki, type GSX-R 1100, kenteken [kenteken 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer S], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de weg te nemen motorfiets onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. In deze weergave van de tenlastelegging zijn de door de eerste rechter aangebrachte verbeteringen begrepen.
Vrijspraak
De raadsman heeft ten aanzien van zowel het onder 1 als het onder 2 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Daartoe is het navolgende aangevoerd:
- de bewezenverklaring door de rechtbank van het onder 1 ten laste gelegde steunt slechts op de verklaring van getuige [getuige M].
- de bewezenverklaring door de rechtbank van het onder 2 ten laste gelegde steunt slechts op de verklaring van getuige [slachtoffer R2].
Dit is in strijd met de regel van het bewijsminimum, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
De Hoge Raad heeft in een aantal arresten (vgl. HR 26 januari 2010, LJN BK2094, HR 4 januari 2011, LJN BO4493 en HR 25 januari 2011, LJN: BO6753) als uitgangspunt geformuleerd:
“Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, maar daaromtrent slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het beslissen van concrete gevallen.”
Alhoewel de Hoge Raad derhalve aangeeft geen algemene regels te kunnen geven over de toepassing van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, vallen uit diverse arresten van de Hoge Raad (vgl. HR 30 juni 2009, LJN BG7746 en HR 30 juni 2009, LJN BH3704) conclusies te trekken omtrent de bandbreedte van de rechtsregel van het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering. In de genoemde arresten was weliswaar naast de verklaring van de getuige sprake van overige bewijsmiddelen, maar deze bewijsmiddelen gaven onvoldoende steun aan de verklaring van de getuige.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde overweegt het hof dat weliswaar naast de verklaring van getuige [getuige M] sprake is van meerdere wettige bewijsmiddelen, maar dat geldt niet voor zover het gaat om de meest cruciale vraag die voor eventuele bewezenverklaring van de tenlastelegging dient te worden beantwoord, namelijk de vraag of verdachte de pleger van het ten laste gelegde feit is. De verklaring van [getuige M] – kort gezegd inhoudende dat verdachte de dader was – staat op zichzelf en vindt onvoldoende steun in de overige bewijsmiddelen. Hoewel het hof geen aanleiding heeft om de verklaring van getuige [getuige M] onbetrouwbaar te achten, dient verdachte gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad inzake het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering voor dit feit te worden vrijgesproken. Hetzelfde geldt – mutatis mutandis – voor het onder 2 ten laste gelegde.
Het hof is mitsdien van oordeel dat, gelet op het bepaalde in het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering, niet kan worden bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1. Het proces-verbaal van aangifte van 9 augustus 2009, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [slachtoffer A]:
Op 7 augustus 2009 ging ik met de fiets naar het station in Roermond. Ik werd door [verdachte] aangehouden achter het station bij de fietsenstalling. Op dat moment zei [verdachte] dat ik mee moest komen naar zijn huis, anders zou hij mij steken op straat. Ik was door deze woorden erg bang en ik voelde me bedreigd. Toen ben ik meegelopen met [verdachte] naar zijn huis in Maasniel (hof: gemeente Roermond). Dit is op de [adres]. [Verdachte] wilde niet met mij in de woonkamer praten, maar nam mij mee naar de slaapkamer van zijn ouders. Toen we op de slaapkamer van zijn ouders kwamen, deed [verdachte] ineens de deur van de slaapkamer op slot. De sleutel haalde hij van de deur af en hij deed deze in zijn broekzak. Ik was bang en ik wist dat ik nergens meer heen kon. [Verdachte] zei ook: “Vandaag blijf je hier, totdat ik jou helemaal dood heb gemaakt, omdat jij verloofd bent.” Ook moest ik van [verdachte] naar mijn werk bellen en zeggen dat ik niet kwam werken. Daarna heeft hij allebei de telefoons van mij afgepakt. Op een gegeven moment trok [verdachte] mijn gouden ketting van mijn nek af. Verder haalde hij mijn horloge van mijn pols af. Verder zei hij dat ik mijn broek uit moest doen. Ik heb op dat moment mijn broek uit gedaan. Ook sloeg [verdachte] mij meerdere malen, ik denk een stuk of twintig keer. Dit kun je ook nog zien op mijn hoofd en aan mijn armen. Ik was zo bang, hij bleef me maar slaan. Over mijn hele lichaam sloeg hij mij. Hij zei tegen mij, ga op het bed liggen en ben stil. Op een gegeven moment begon [verdachte] door de kamer te lopen en dingen te zeggen tegen mij als: “Zal ik je telefoon kapot maken? Ik ga vanavond kijken wie jou gebeld heeft. Maak geen ene beweging, als je het raam open probeert te maken of als er politie komt, dan weet je niet wat er gebeurt.” Op een gegeven moment liep [verdachte] richting de deur. [Verdachte] liep naar de deur en keek naar de grond. Opeens stond ik op en deed het blauwe gordijn open van het raam. [Verdachte] zag dat niet. Ik deed meteen het raam open en ging naar buiten hangen met mijn hoofd en mijn middel. Ik begon help te roepen. Op de parkeerplaats rechts zag ik drie personen, dit waren twee mannen en een vrouw. Deze mensen zagen mij, dit weet ik omdat er een man naar de voordeur toegerend kwam. Op dat moment trok [verdachte] aan mij om mij naar binnen te trekken. [Verdachte] pakte op dat moment het mes en zei: “Kom naar binnen of ik steek jou en mezelf neer.” Ik wist alleen dat ik zo snel mogelijk weg moest. Ik hing op dat moment met een voet buiten en met een voet zat ik op de vensterbank. Ik hoorde dat de man beneden zei: “Spring maar naar beneden, zo snel mogelijk”. Ik ben aan het raam gaan hangen en heb me naar beneden laten vallen. Mijn voeten zwollen meteen op. De man die beneden stond, heeft mij opgetild en meegenomen naar zijn huis. Mijn hele gezicht zat onder het bloed en deed pijn.
2. De medische verklaring van arts-assistent [arts-assistent] van 7 augustus 2009, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Betreft: mevrouw [slachtoffer A], geboren [dag] 1989.
Speciale anamnese: Zwelling beide voeten. Tweetal hematomen op re arm met enkele krabeffecten. Hematomen op beide zijden aangezicht. Scheurwond binnenzijde onderlip.
3. Het proces-verbaal van verhoor van 14 augustus 2009, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige M]:
Op 7 augustus 2009 liepen wij naar de parkeerplaats. Vanaf de parkeerplaats heb je vrij zicht over de [straat] te Roermond. Toen we in de auto wilden stappen, hoorde ik iets. Op een gegeven moment hoorde ik weer wat. Hier kon ik duidelijk HELP, HELP uit opmaken. Toen ik de [straat] inkeek, zag ik armen bewegen uit een raam van de bovenverdieping van een woning. Later bleek dit de [adres] te zijn. Even later zag ik een hoofd uit een raam komen. Ik zag dat dit van een vrouw was. Ik vermoed dat de vrouw mij ook gezien heeft. Ik denk dit omdat ze toen iets riep in de trant van: “hij wil me iets aan doen.” Ik ben op dat moment die kant op gaan rennen. Naarmate ik dichterbij [adres] kwam, kroop de vrouw steeds verder uit het raam. Ik zag dat ze een string aan had en een bloesje. Op het moment dat ik onder het raam kwam, hing de vrouw al erg ver uit het raam. Ik zag dat de vrouw zich aan de raamstijl vast hield met beide handen. Ik zag dat de rest van het lichaam van de vrouw tegen de gevel aan hing. In een flits zag ik dat er een man binnen op de bovenverdieping stond. Ik zag dat de man terugdeinsde toen ik aangerend kwam. Ik zag dat de vrouw zich losliet. Ik heb haar val eigenlijk gebroken. Op dat moment bedacht ik me dat ik niet wilde wachten op wat er ging gebeuren. Daarom heb ik de vrouw opgetild en gedragen tot aan het begin van de oprit van Moorenhof. Ik hoorde onderweg dat de vrouw zei: “Mijn kleren, mijn kleren, hij wil me wat aandoen, meneer help mij.”Ik zag aan de vrouw dat ze doodsbenauwd was. Ik heb haar samen met mijn vrouw toen naar het huis van mijn ouders gebracht. Ik zag dat er bloedspatten op haar bloes zaten. Mijn vrouw wees me erop dat het leek alsof de vrouw in haar gezicht geslagen was. Dit heeft de vrouw zelf ook bevestigd. De vrouw vertelde ons verder nog dat ze met een mes bedreigd was. Ik hoorde dat de vrouw zei dat ze door haar vriend mishandeld was. Ik hoorde dat ze zei dat haar vriend haar met bedreigingen naar binnen had gelokt en haar binnen opgesloten had.
4. Het proces-verbaal van verhoor van 17 augustus 2009, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [getuige H]:
Op 7 augustus 2009 was ik samen met mijn man [getuige M] bij mijn schoonouders op bezoek. Toen wij buiten stonden hoorde ik geschreeuw. Ik hoorde een vrouwelijke stem “Help help me” roepen. Op een gegeven moment zag ik een vrouw op de bovenverdieping van een woning aan de [straat] armgebaren maken. Ik zag vervolgens dat de vrouw uit het raam begon te klimmen. Ik hoorde de vrouw schreeuwen: “Ik spring uit het raam, help me.” Ik zag de vrouw naar beneden springen. Ik zag dat deze vrouw door mijn man gedeeltelijk werd opgevangen. Ik zag dat mijn man de vrouw optilde en in mijn richting kwam gelopen. Ik zag dat de vrouw trilde en huilde. De vrouw maakte een erg bange indruk. We zijn vervolgens naar de woning van mijn schoonouders gelopen. In de woning hebben we de vrouw op een stoel gezet. Ik hoorde dat de vrouw zei dat ze mishandeld was. Ik hoorde haar zeggen dat er een criminele Albanees in de woning van zijn ouders was die haar daar vastgehouden heeft. Ik hoorde haar zeggen dat deze Albanees haar met een mes dood wilde steken. Ik hoorde deze vrouw ook zeggen dat zij door deze Albanees was opgesloten in een slaapkamer en dat al haar spullen door hem waren afgenomen.
5. De verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 17 maart 2011, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 7 augustus 2009 was ik samen met [slachtoffer A] in de woning aan de [adres] te Roermond. We waren in de slaapkamer van mijn ouders. Op een gegeven moment klom ze uit het raam.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Van de zijde van de verdachte is aangevoerd dat het onder 3 ten laste gelegde niet overtuigend kan worden bewezen, om welke reden verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Daartoe is kort samengevat aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat de lezing van verdachte – dat aangeefster [slachtoffer A] uit het raam is gesprongen omdat zij ‘flipte’ ofwel ‘paranoïde was geworden’ – de juiste is.
Het hof overweegt als volgt:
Het hof acht de tot het bewijs gebezigde verklaring van aangeefster [slachtoffer A] betrouwbaar. Deze is gedetailleerd en vindt verifieerbaar op belangrijke punten steun in de overige bewijsmiddelen. De verklaring van verdachte omtrent de aanleiding voor aangeefster [slachtoffer A] om uit het raam te springen, acht het hof daarentegen onbetrouwbaar, of is zelfs aantoonbaar onjuist. Verdachte heeft wisselend verklaard over de aanleiding voor aangeefster [slachtoffer A] om uit het raam te klimmen. Zo heeft hij bij de politie verklaard dat sprake was van ruzie, terwijl hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft volgehouden dat er geen sprake was van ruzie. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij heeft geprobeerd aangeefster [slachtoffer A] weer naar binnen te trekken toen zij aan het raamkozijn hing, maar deze lezing vindt weerlegging in de overige bewijsmiddelen; getuige [getuige M] heeft immers verklaard dat hij een man met donkere haren van het raam juist heeft zien terugdeinzen toen hij de woning naderde.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
Ook overigens zijn uit het onderzoek ter terechtzitting geen aanwijzingen naar voren gekomen die moeten leiden tot andere oordelen dan hiervoor gegeven.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 4:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 17 maart 2011 , het proces-verbaal bevindingen van de verbalisanten W.J.M. Nakken en L.J.C. Rooijakkers betreffende een onderzoek naar door benadeelde Wonen Zuid ter beschikking gestelde camerabeelden en de aangifte van [aangever B] namens Wonen Zuid , acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 5:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 17 maart 2011 , het proces-verbaal bevindingen van de verbalisanten W.J.M. Nakken en L.J.C. Rooijakkers betreffende een onderzoek naar door benadeelde Wonen Zuid ter beschikking gestelde camerabeelden , de aangifte van [aangever B] namens Wonen Zuid en de aangifte van [aangever A] namens [slachtoffer E] , acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 6:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 17 maart 2011 en het proces-verbaal bevindingen van de verbalisanten R.F.G. Strijbos en W.J.M. Nakken, betreffende een onderzoek naar camerabeelden met betrekking tot een poging diefstal van een motor uit de kelder van het appartementencomplex ‘Ursula’ , acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 7:
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 17 maart 2011 , het proces-verbaal bevindingen van de verbalisanten R.F.G. Strijbos en W.J.M. Nakken, betreffende een onderzoek naar camerabeelden met betrekking tot een poging diefstal van een motor uit de kelder van het appartementencomplex ‘Ursula’ , de aangifte van [slachtoffer S] en de verklaring van [slachtoffer S] betreffende de herkenning van de motor op een fotoprint acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 09 augustus 2009 in de gemeente Roermond opzettelijk [slachtoffer A] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte met dat opzet onder meer:
- tegen [slachtoffer A] gezegd dat ze mee moest komen naar zijn, verdachtes, huis, anders zou hij haar steken en
- [slachtoffer A] meegenomen naar de slaapkamer van zijn, verdachtes, ouders en vervolgens de deur van deze slaapkamer op slot gedaan en
- tegen [slachtoffer A] gezegd: "vandaag blijf je hier, totdat ik jou helemaal dood heb gemaakt, omdat jij verloofd bent." en
- [slachtoffer A] naar haar werk laten bellen en zeggen dat ze niet kwam werken en
- de telefoon, een gouden ketting en het horloge van [slachtoffer A] afgenomen en
- tegen [slachtoffer A] gezegd dat ze haar broek uit moest doen en
- [slachtoffer A] meermalen geslagen en
- tegen [slachtoffer A] gezegd dat ze op bed moest gaan liggen en stil moest zijn en
- tegen [slachtoffer A] gezegd dat ze geen beweging moest maken en dat als zij het raam probeerde open te maken of als er politie zou komen, zij niet zou weten wat er dan gebeurde en
- toen [slachtoffer A] uit het raam hing aan haar getrokken om haar naar binnen te trekken en daarbij een mes gepakt en tegen haar gezegd: "kom naar binnen of ik steek jou en mezelf neer.";
4.
hij op 19 juni 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (brom)fietsstalling van een aan de Olieslagersstraat gelegen flatgebouw ("de Viever") weg te nemen wat van hun gading was, toebehorende aan anderen dan aan verdachte en zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot genoemde (brom)fietsstalling te verschaffen en wat van hun gading was onder hun bereik te brengen door met dat oogmerk met zijn mededaders, met een breekijzer een deur van deze (brom)fietstalling open te breken en door meermalen tegen deze deur te schoppen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 19 juni 2009 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een inpandige (brom)fietsstalling van een aan de Olieslagersstraat gelegen flatgebouw ("de Vliegenier") heeft weggenomen een bromfiets (merk Sym Jet 50), toebehorende aan [slachtoffer E], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
6.
hij in de periode van 1 april 2009 tot en met 17 juni 2009 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de parkeergarage van het appartementencomplex "Ursula-complex", gelegen aan de Jo Hansenstraat/Dionisiusstraat/
Begijnhofstraat weg te nemen een motorfiets, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot genoemde parkeergarage te verschaffen en die weg te nemen motorfiets onder hun bereik te brengen door met dat oogmerk met een of meer van zijn mededaders hard tegen de centrale toegangsdeur te duwen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij in de periode van 14 juni 2009 tot en met 15 juni 2009 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de parkeergarage van een appartementencomplex "Ursula-complex", gelegen aan de Jo Hanssenstraat/Dionisiusstraat/Begijnhofstraat heeft weggenomen een motorfiets (merk Suzuki, type GSX-R 1100, kenteken MT-GX-97), toebehorende aan [slachtoffer S], waarbij verdachte en zijn mededaders de weg te nemen motorfiets onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 3 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 282, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 4 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid onder 4° en 5°, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 5 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid onder 4° en 5°, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 6 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid onder 4° en 5°, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder 7 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 311, eerste lid onder 4° en 5°, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Zij worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en zes maanden met aftrek van voorarrest, onder toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen en beslissing tot teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen.
De advocaat-generaal heeft zich achter het vonnis van de rechtbank geschaard.
De raadsman heeft een lagere en/of deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit; ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer S] is aangevoerd dat deze in haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard voor zover het betreft de schade aan de auto.
Het hof overweegt als volgt:
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof is van oordeel dat het onder 3 bewezen verklaarde feit een ernstig feit is. Verdachte heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de vrijheid en lichamelijke integriteit van het slachtoffer en het hof acht begrijpelijk dat het slachtoffer zich zeer angstig heeft gevoeld. Voorts heeft verdachte geen blijk gegeven zich te bekommeren om het slachtoffer, terwijl zij aan het raamkozijn hing en voor de hand lag dat zij zich bij een val of sprong ernstig zou bezeren. Naar het oordeel van het hof kan voor dit feit dan ook, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van veertien maanden met zich brengt.
Ten aanzien van het onder 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde overweegt het hof als volgt.
Met betrekking tot strafoplegging zijn binnen de zittende magistratuur ten aanzien van door veelplegers gepleegde diefstallen en inbraken oriëntatiepunten ontwikkeld, dienende als richtlijn voor een consistent rechterlijk straftoemetingsbeleid. Gelet op zijn veelvuldige recidive is het hof van oordeel dat verdachte voor wat betreft de strafmaat berecht dient te worden op gelijke voet met een veelpleger. De genoemde oriëntatiepunten geven geen handvatten voor diefstal uit een berging. De genoemde oriëntatiepunten geven ten aanzien van veelplegers van een inbraak in een school of bedrijfspand als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en ten aanzien van veelplegers van een diefstal uit een auto als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken. De onder 4, 5, 6 en 7 ten laste van verdachte bewezen verklaarde feiten liggen naar ’s hofs oordeel qua zwaarte tussen inbraak in een school of bedrijfspand en diefstal uit een auto, hetgeen ertoe moet leiden dat het hof ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden als uitgangspunt zal nemen. Aangezien de bewezen verklaarde feiten onder 4 en 6 bij pogingen zijn gebleven, zal genoemd uitgangspunt van 3 maanden bij deze feiten met een derde worden verminderd.
Alles overziend is het hof mitsdien van oordeel dat:
- voor het onder 4 bewezen verklaarde een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend en geboden is,
- voor het onder 5 bewezen verklaarde een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden is,
- voor het onder 6 bewezen verklaarde een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend en geboden is en
- voor het onder 7 bewezen verklaarde een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden is.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het hof, alles overziend, in totaal voor de onder 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen verklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van in totaal 24 maanden, oftewel twee jaren, passend en geboden acht.
Beslag
Van hetgeen in beslag genomen en nog niet teruggegeven is, zal de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer H] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 159,19. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Nu aan verdachte ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [slachtoffer H] in haar vordering niet worden ontvangen.
De benadeelde partij [slachtoffer E] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 1.214,20, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2009 tot de dag der algehele voldoening. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer E] als gevolg van verdachtes onder 5 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van EUR 1.214,20, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2009 tot de dag der algehele voldoening. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
De benadeelde partij [slachtoffer S] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van EUR 813,18. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
Het hof acht (anders dan de reeds door de verzekering betaalde schade betreffende de motorfiets) niet voldoende gebleken dat de gestelde schade aan de auto van [slachtoffer S] door verdachtes onder 7 bewezen verklaarde handelen is veroorzaakt. De benadeelde partij [slachtoffer S] kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen. Met betrekking tot de kosten zal worden beslist als in het dictum vermeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 45, 57, 282, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
3 Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
4 Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5 Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
6 Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
7 Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen,
2009065967 1 1.00 STK Mobiele telefoon Kl: wit
ALCATEL
2009065967 2 1.00 STK Mobiele telefoon Kl: grijs
NOKIA
2009065967 3 1.00 STK Mobiele telefoon Kl: grijs
SONY-ERICSSON K300i
2009065967 4 1.00 STK Pruik Kl: bruin
2009065967 5 1.00 STK Vest Kl: wit
NICKELSON
2009065967 6 1.00 STK Vest Kl: grijs
opschrift Harlem
2009065967 7 1.00 STK Vest Kl: grijs
H&M
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer H], in haar vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de benadeelde partij, [slachtoffer H], in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer E] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd een bedrag te betalen van EUR 1.214,20 (duizend tweehonderdveertien euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2009 tot de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat en indien en voor zover een mededader van verdachte aan deze vordering heeft voldaan de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer E] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om, ten behoeve van [slachtoffer E], wonende te [adres], aan de Staat een bedrag te betalen van EUR 1.214,20 (duizend tweehonderdveertien euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2009 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer E] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of de mededader(s) heeft/hebben voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer E], daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat, indien en voor zover een mededader van verdachte aan de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer E] heeft voldaan, de verdachte daarvan is bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer S], in haar vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de benadeelde partij, [slachtoffer S], in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. N.J.L.M. Tuijn en mr. P.H.P.H.M.C. van Kempen,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 31 maart 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. P.H.P.H.M.C. van Kempen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.