ECLI:NL:CRVB:2016:1635
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verjaring van schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in een procedure die is gevoerd over een WAO-uitkering. De appellant had in 2012 een verzoek ingediend bij het Uwv voor schadevergoeding, maar het Uwv had dit verzoek afgewezen op grond van verjaring. De Raad oordeelde dat de appellant onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij pas op de datum van de einduitspraak van de Raad daadwerkelijk bekend was geworden met de schade die door het Uwv zou zijn veroorzaakt. De Raad stelde vast dat de verjaringstermijn was aangevangen op het moment dat de appellant daadwerkelijk in staat was om een vordering tot schadevergoeding in te stellen, wat eerder was dan de einduitspraak van 16 maart 2007. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin was geoordeeld dat de vordering tot schadevergoeding was verjaard. De uitspraak benadrukt het belang van daadwerkelijke bekendheid met de schade en de juridische grondslag voor het indienen van een vordering tot schadevergoeding, en dat deze bekendheid niet noodzakelijkerwijs samenvalt met de einduitspraak in de procedure.