ECLI:NL:HR:2003:AF0694
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verjaring van schadevergoeding bij beroepsziekte door blootstelling aan chemicaliën
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen BASF Drukinkt B.V. en [verweerder]. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding van [verweerder], die stelt dat hij als gevolg van zijn werkzaamheden bij BASF gezondheidsklachten heeft ontwikkeld door blootstelling aan schadelijke chemicaliën. De vordering is in eerste instantie door de Kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard op grond van verjaring. De Rechtbank heeft dit oordeel echter vernietigd en geoordeeld dat de verjaring tijdig was gestuit. BASF heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit vonnis.
De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen de criteria voor de aanvang van de verjaringstermijn onder de loep genomen, met name in het licht van artikel 3:310 lid 1 BW. De Hoge Raad oordeelt dat de bekendheid van de benadeelde met zowel de schade als de aansprakelijke persoon essentieel is voor de aanvang van de verjaringstermijn. In dit geval heeft de Rechtbank terecht geoordeeld dat [verweerder] pas op 15 december 1992 voldoende bekendheid had met het causaal verband tussen zijn klachten en de blootstelling aan chemicaliën, en dat de verjaringstermijn pas op dat moment is gaan lopen.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van BASF en bevestigt de beslissing van de Rechtbank, waarbij BASF wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest benadrukt het belang van deskundige bevestiging van een causaal verband voor de aanvang van de verjaringstermijn in schadevergoedingzaken.