ECLI:NL:HR:2010:BM6698
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken met betrekking tot onroerende zaken in Twenterand
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de waardering van onroerende zaken in de gemeente Twenterand. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaken, gelegen aan a-straat 1 en b-straat 1, voor het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007. De heffingsambtenaar had na het bezwaar de waarde voor beide onroerende zaken verlaagd. De Rechtbank te Almelo verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. Hierop heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, dat de uitspraak van de Rechtbank ten aanzien van a-straat 1 bevestigde, maar de uitspraak ten aanzien van b-straat 1 vernietigde en het beroep gegrond verklaarde, waarbij de waarde van b-straat 1 werd verminderd.
De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad stelde vast dat de aanwezigheid van een niet-afsluitbare tussendeur tussen de twee gedeelten van het gebouw betekende dat deze niet als afzonderlijke onroerende zaken konden worden aangemerkt volgens artikel 16 van de Wet WOZ. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en de beschikkingen van de heffingsambtenaar, en gelastte dat de gemeente Twenterand de belanghebbende het griffierecht vergoedt en de kosten van het geding in cassatie vergoedt. Dit arrest benadrukt het belang van de feitelijke indeling van onroerende zaken en de voorwaarden waaronder deze als afzonderlijke eenheden kunnen worden aangemerkt.