Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
Met dagtekening 29 januari 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard en de bestreden waardebeschikkingen gehandhaafd.
2.Feiten
Mijn schoonvader had tot 2 keer toe bezwaar aangetekend tegen de wozwaarde / objectafbakening van de gemeente [Z] . Twee keer werd het bezwaar met dezelfde argumenten afgewezen. Wij hebben toen medio 2018 uit de tussendeur het slot verwijderd. Dat maakte toch niet zoveel uit want die deur zat nooit op slot.
Meneer Oosters heeft ons uitgelegd dat we moeten bewijzen dat de deur voor 1 januari 2019 niet meer op slot kon. Dat kunnen we niet. Ik heb geen foto’s of andere stukken die zoiets aannemelijk kunnen maken. Ik kan het alleen aan u verklaren. Bij deze.”
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
Beoordeling van het geschil
Gelet op het hiervoor overwogene is de redelijke termijn aangevangen op 10 april 2019 en geëindigd op 10 juni 2021. Dit is een tijdsverloop van 2 jaren en twee maanden. De redelijke termijn van twee jaar is met twee maanden overschreden. Daarmee correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 500. Dit tijdsverloop dient geheel te worden toegerekend aan de bezwaarfase. Verweerder dient daarom een bedrag van € 500 aan immateriële schade aan eiser te vergoeden.
5.5. Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Het Hof acht het niet aannemelijk dat een dergelijke opname voor wat betreft de afsluitbaarheid van de tussendeur per 1 januari 2018 dan wel 1 januari 2019, van meerwaarde zou zijn ten opzicht van de informatie waarover het Hof overigens reeds beschikt.
6.Kosten6.1. Aangezien het hoger beroep gegrond is zal het Hof de inspecteur op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 8:108 van die wet veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende.
Het Hof zal punt 1 van onderdeel B1 van het Besluit buiten toepassing laten en stelt de kosten vast op 2 (hogerberoepschrift + zitting Hof) x € 759 x 1 (wegingsfactor) = € 1.518.
Het Hof zal de kostenveroordeling in beroep handhaven. In de omstandigheid dat voor de beslissing van het Hof de onder 2.4 opgenomen verklaring van doorslaggevende betekenis is en deze verklaring eerst in de hogerberoepsfase is ingebracht, ziet het Hof reden om de factor ‘zwaarte’ bij de vergoeding van de proceskosten van de beroepsfase niet te verhogen, daarmee de vergoeding van proceskosten in de uitspraak van de rechtbank in stand te laten, en geen vergoeding van kosten van de bezwaarfase toe te kennen.
6.2.De ten behoeve van het taxatierapport door belanghebbende gemaakte kosten komen eveneens voor vergoeding in aanmerking, namelijk op grond van artikel 1, onderdeel b, van het Besluit (kosten van door een deskundige verrichte werkzaamheden ten behoeve van het uitbrengen van een verslag). Met inachtneming van de bij het Besluit opgenomen bijlage, alsmede de gepubliceerde ‘Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties’, waarbij het Hof in aanmerking neemt dat de onroerende zaak een courante woning is en de woning inpandig is getaxeerd, acht het Hof een vergoeding vastgesteld op grond van een tarief van € 53 per uur en voor de duur van vier uren redelijk. Het te vergoeden bedrag komt daarmee uit op € 256,52 (te weten 4 uur x € 53 x 1,21 = € 256,52).
7.7. Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens het gedeelte daarvan dat betrekking heeft op de vergoeding van proceskosten, griffierecht en immateriële schade;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de waardebeschikkingen voor de objecten [straatnaam] 1 en [straatnaam] 1a te [Z] ;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten in hoger beroep van belanghebbende tot een bedrag van € 1.774,52, en
- draagt de heffingsambtenaar op aan belanghebbende het voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van € 134 te vergoeden.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.