ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2800
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Objectafbakening van onroerende zaak in WOZ-zaak met gemeente
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 22 november 2012, staat de objectafbakening van een onroerende zaak centraal. Belanghebbende, eigenaar van een bedrijfspand, verhuurt de benedenverdieping aan de gemeente, die deze heeft opgesplitst in twee ruimtes. De bovenverdieping staat leeg. De rechtbank oordeelt dat de ruimtes niet redelijk afsluitbaar zijn, wat betekent dat er geen sprake is van een zelfstandig gedeelte zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel c van de Wet WOZ. Dit leidt tot de conclusie dat de WOZ-beschikkingen en de aanslagen onroerende-zaakbelastingen en rioolheffing vernietigd moeten worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat met dezelfde sleutel toegang kan worden verkregen tot alle ruimtes van de onroerende zaak, wat de objectafbakening beïnvloedt. De heffingsambtenaar had de onroerende zaak onterecht in drie delen gesplitst, terwijl er volgens de rechtbank sprake is van één object. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat bij onjuiste objectafbakening de afzonderlijke waardebeschikkingen vernietigd moeten worden.
De uitspraak van de rechtbank is gedaan in het kader van een bezwaar tegen de waardering van de onroerende zaak op grond van de Wet waardering onroerende zaken. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de uitspraken op bezwaar, evenals de WOZ-beschikkingen en de aanslagen. Tevens wordt de heffingsambtenaar gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.