ECLI:NL:HR:2010:BL7046

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02205
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechter bij vaststelling van partneralimentatie en de invloed van (wan)gedrag

In deze zaak, die op 7 mei 2010 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een verzoek tot cassatie van een vrouw tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, verzoekt om herziening van de alimentatie die haar ex-echtgenoot, de man, moet betalen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Grabandt, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Utrecht en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de vrouw in een eerdere fase van de procedure al is geconfronteerd met de gevolgen van haar (wan)gedrag, dat heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling wegens mishandeling van de man. De Hoge Raad oordeelt dat de feiten die aan deze veroordeling ten grondslag liggen onvoldoende grond opleveren om de wettelijke onderhoudsbijdrage te matigen. De Hoge Raad benadrukt dat de beoordeling van de middelen in deze zaak niet kan leiden tot cassatie, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep van de vrouw wordt verworpen, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

7 mei 2010
Eerste Kamer
09/02205
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 238667/FA RK 07-6113 van de rechtbank Utrecht van 26 maart 2008,
b. de beschikking in de zaak 200.008.551 van het gerechtshof te Amsterdam van 3 maart 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 19 maart 2010 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 7 mei 2010.