ECLI:NL:HR:2010:BL7046
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechter bij vaststelling van partneralimentatie en de invloed van (wan)gedrag
In deze zaak, die op 7 mei 2010 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om een verzoek tot cassatie van een vrouw tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Garretsen, verzoekt om herziening van de alimentatie die haar ex-echtgenoot, de man, moet betalen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Grabandt, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Utrecht en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de vrouw in een eerdere fase van de procedure al is geconfronteerd met de gevolgen van haar (wan)gedrag, dat heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling wegens mishandeling van de man. De Hoge Raad oordeelt dat de feiten die aan deze veroordeling ten grondslag liggen onvoldoende grond opleveren om de wettelijke onderhoudsbijdrage te matigen. De Hoge Raad benadrukt dat de beoordeling van de middelen in deze zaak niet kan leiden tot cassatie, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep van de vrouw wordt verworpen, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.