Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing
*De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing
* De termijn van de machtiging
de brief van 21 mei 2015 (met bijlagen) van de GI", over welke brief het hof niet beschikt. In het dossier van het hof bevinden zich wel de brief van 20 mei 2015 waarbij de GI haar verzoek aldus heeft aangevuld dat op pagina 4 het woord "residentiële' is toegevoegd, alsmede de brief van 21 mei 2015 van de GI met daarin opgenomen de mening van [de minderjarige] . Ambtshalve navraag bij de griffie van de rechtbank leidt tot de conclusie dat bedoelde brief van 21 mei 2015 (met bijlagen) zich niet in het dossier van de rechtbank bevindt. Nu deze brief mogelijk wel in het bezit is van de GI, ziet het hof aanleiding om de GI in de gelegenheid te stellen om binnen twee weken na heden, derhalve uiterlijk op 31 december 2015, deze brief alsnog in het geding te brengen, dan wel andere stukken in het geding te brengen waaruit blijkt dat in eerste aanleg is verzocht de machtiging te verlenen tot uiterlijk 29 april 2016, dan wel aan het hof te berichten dat een dergelijk verzoek in eerste aanleg niet is gedaan. De advocaat van de moeder zal in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.
5.De beslissing
binnen twee weken na heden, derhalve uiterlijk op 31 december 2015,aan het hof - met kopie aan de advocaat van de moeder - stukken in het geding te brengen waaruit blijkt dat in eerste aanleg is verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] , geboren [in] 2000 te [F] , te verlenen tot uiterlijk 29 april 2016, dan wel aan het hof te berichten dat een dergelijk verzoek in eerste aanleg niet is gedaan;
binnen twee weken na de datum van het schrijven van de GIschriftelijk te reageren op de inhoud daarvan, alsmede op de daarbij overgelegde stukken, met kopie aan de GI;