In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind. De moeder, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, verzocht het hof om het gezag over haar kind te herstellen. De Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Stichting, die betrokken waren bij de zorg voor het kind, hebben het verzoek van de moeder bestreden. Het hof heeft vastgesteld dat de vader van het kind niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat hij niet belast is met het gezag en het kind niet verzorgt of opvoedt. De moeder heeft in de procedure betoogd dat het belang van het kind niet geschaad wordt door het behoud van haar gezag, maar het hof oordeelde dat de situatie van het kind en de stabiliteit in zijn leven voorop staan. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de moeder van het gezag over het kind is ontheven. Het hof heeft daarbij de belangen van het kind, die in een kwetsbare situatie verkeert, zwaar laten wegen. De moeder heeft weliswaar positieve ontwikkelingen doorgemaakt, maar deze zijn volgens het hof nog niet voldoende om het gezag te herstellen. De beslissing van het hof benadrukt het belang van duidelijkheid en continuïteit in de opvoeding van het kind.