ECLI:NL:HR:2009:BG5045
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van omgangsregeling tussen ouder en kind na afwijzing verzoek
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarig kind. De vader had eerder, op 17 februari 2006, een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Haarlem om een omgangsregeling vast te stellen. De moeder van het kind heeft dit verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 22 maart 2007 het verzoek van de vader afgewezen, waarna de vader in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft op 13 december 2007 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, wat leidde tot het cassatieberoep van de vader.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de relevante juridische context uiteengezet, waarbij het recht op omgang tussen ouder en kind centraal staat. De rechtbank had overwogen dat er onvoldoende draagvlak was voor een omgangsregeling, en het hof heeft deze beslissing bevestigd. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak benadrukt dat een afwijzing van een verzoek tot omgang tijdelijk van aard is. Dit betekent dat de ouder wiens verzoek is afgewezen, zich opnieuw tot de rechter kan wenden bij wijziging van omstandigheden of na verloop van een jaar. De Hoge Raad heeft de eerdere rechtspraak heroverwogen en bevestigd dat de wet geen grondslag biedt om het recht op omgang voor onbepaalde tijd te ontzeggen aan een ouder die gezamenlijk met de andere ouder het gezag uitoefent.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van de vader verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof in stand zijn gebleven. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de omgangsregelingen in vergelijkbare zaken, waarbij de belangen van het kind voorop staan en de mogelijkheid tot herbeoordeling van verzoeken tot omgang wordt erkend.