ECLI:NL:GHDHA:2017:884
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling en gezag over minderjarige in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige, het gezag over de minderjarige en de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Den Haag van 18 maart 2016 aangevochten, waarin zijn recht op omgang met de minderjarige was ontzegd en het gezag aan de moeder was toegewezen. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en zijn verzoeken tot omgang en gezag toe te wijzen. De moeder verzet zich hiertegen en vraagt het hof de beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft de zaak op 15 februari 2017 mondeling behandeld.
De vader voert aan dat de ontzegging van de omgang onterecht is en dat hij in staat is om een zorgrol voor de minderjarige te vervullen. Hij verwijst naar zijn behandeling bij een instantie en stelt dat de moeder onterecht weerstand biedt tegen omgang. De moeder daarentegen stelt dat er ernstige ontzeggingsgronden zijn en dat de omgang schadelijk zou zijn voor de minderjarige. De gecertificeerde instelling ondersteunt de moeder in haar standpunt.
Het hof oordeelt dat de rechtbank terecht de omgang heeft ontzegd, gezien de ernstige zorgen over de veiligheid van de minderjarige en de verstoorde verhoudingen tussen de ouders. Het hof benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat er momenteel geen basis is voor een gezamenlijke uitoefening van het gezag. De verlenging van de ondertoezichtstelling wordt afgewezen, omdat de moeder in staat is gebleken om een veilige opvoedingsomgeving te bieden. De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de vader af te wijzen.