ECLI:NL:HR:2008:BC0780
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over medeplichtigheid en bewijsvoering in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was vrijgesproken van medeplichtigheid aan een poging tot moord/doodslag, maar het Openbaar Ministerie heeft cassatie ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof een onjuiste eis heeft gesteld voor de bewezenverklaring van opzettelijke medeplichtigheid. Het Hof had ten onrechte geoordeeld dat het opzet van de verdachte specifiek gericht moest zijn op de wijze waarop het misdrijf werd gepleegd, in dit geval met een vuurwapen. De Hoge Raad benadrukt dat voor medeplichtigheid niet vereist is dat het opzet van de verdachte ook gericht is op de precieze uitvoering van het misdrijf. Het Hof heeft ook ten onrechte gesteld dat uit de bewijsmiddelen moest blijken dat een van de als plegers aangemerkte personen daadwerkelijk degene was die heeft geschoten. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 11 april 2005 in Groningen, waarbij de verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot moord/doodslag. De Hoge Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de medeplichtigheid van de verdachte, en dat de vrijspraak van het Hof niet kan worden gehandhaafd.