ECLI:NL:HR:2007:AZ3758
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over omzetbelasting en sportevenementen: richtlijnconforme uitleg van nationale wetgeving
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 augustus 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de vraag of de organisatie van een vierdaags wandelevenement door Stichting X onder de bepalingen van de Wet op de omzetbelasting 1968 valt, en of de omzetbelasting die over deze activiteiten is voldaan, rechtmatig is. Belanghebbende, de Stichting X, had over het tijdvak van 1 april 2003 tot en met 30 juni 2003 een bedrag van € 120.080 aan omzetbelasting voldaan, maar had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van dit bedrag door de Inspecteur. Het Hof had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de Inspecteur veroordeeld tot teruggaaf van € 103.937. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat de nationale rechter bij de toepassing van nationale wetgeving zoveel mogelijk moet aansluiten bij de relevante Europese richtlijnen. In dit geval werd de tekst van post b.3 van tabel I bij de Wet op de omzetbelasting 1968 onderzocht in het licht van de Zesde richtlijn. De Hoge Raad concludeerde dat de activiteiten van belanghebbende, die een sportevenement organiseert, inderdaad onder de reikwijdte van de nationale wetgeving vallen, en dat de uitleg van het Hof dat er geen richtlijnconforme uitleg mogelijk was, onjuist was. De Hoge Raad verklaarde het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelde hem in de proceskosten, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest bevestigt de noodzaak voor nationale wetgeving om in overeenstemming te zijn met Europese richtlijnen, vooral in het kader van belastingheffing en sportevenementen.