ECLI:NL:HR:2007:AZ2862

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43108
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kansspelbelasting en het ter beschikking stellen van prijzen

In deze zaak gaat het om de vraag of de kansspelbelasting die door de Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij is afgedragen, kan worden verminderd voor prijzen die niet zijn uitbetaald aan gerechtigden. De belanghebbende heeft op 29 juli 2004 een bedrag van € 994.931 aan kansspelbelasting afgedragen, maar heeft bezwaar gemaakt tegen dit bedrag en verzocht om teruggaaf van € 55.919. De Inspecteur heeft dit verzoek afgewezen, waarna de belanghebbende in beroep is gegaan bij het Hof. Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard, wat leidde tot een cassatieprocedure bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de relevante trekking van de Staatsloterij plaatsvond op 22 juni 2004, waarbij een totaal prijzengeld van € 22.625.708 beschikbaar was. De belanghebbende had een deel van dit bedrag als belastbaar aangemerkt, maar er was nog een aanzienlijk bedrag aan prijzengeld dat niet was uitbetaald. De Hoge Raad oordeelt dat de kansspelbelasting alleen geheven kan worden op prijzen die daadwerkelijk ter beschikking zijn gesteld aan gerechtigden. Dit betekent dat als er geen gerechtigde zich meldt voor een prijs, de belasting niet hoeft te worden afgedragen.

De Hoge Raad verklaart het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een duidelijke uitleg van de wetgeving omtrent kansspelbelasting en de voorwaarden waaronder deze belasting verschuldigd is.

Uitspraak

Nr. 43.108
29 juni 2007
gewezen op het beroep in cassatie van Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij te 's-Gravenhage (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 februari 2006, nr. BK-04/03562, betreffende na te melden op aangifte afgedragen bedrag aan kansspelbelasting.
1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof
Belanghebbende heeft op 29 juli 2004 op aangifte een bedrag van € 994.931 aan kansspelbelasting afgedragen. Belanghebbende heeft tegen dit bedrag bezwaar gemaakt en verzocht om teruggaaf van een bedrag van € 55.919, welk verzoek bij uitspraak van de Inspecteur is afgewezen.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen heeft op 24 oktober 2006 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie en tot verwijzing van het geding.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende heeft onder meer als doel het organiseren van de staatsloterij (hierna: de loterij).
3.1.2. De in deze zaak relevante trekking heeft plaatsgevonden op 22 juni 2004. Het totale bedrag aan prijzengeld bedroeg daarbij € 22.625.708. Hiervan heeft belanghebbende bij haar aangifte voor de kansspelbelasting een bedrag van € 2.984.800 als belastbaar aangemerkt. Het restant heeft zij als vrijgesteld aangemerkt op grond van artikel 4, lid 1, letter a, van de Wet op de kansspelbelasting (hierna: de Wet).
3.1.3. Op 29 juli 2004 heeft belanghebbende op de hiervoor bedoelde aangifte een bedrag van € 994.931 afgedragen. Op die datum was € 1.271.674 van het totale bedrag aan prijzengeld nog niet afgehaald of uitbetaald.
3.2. Voor het Hof was in geschil of het afgedragen bedrag aan belasting dient te worden verminderd voor zover zich geen rechthebbende tot de prijs heeft gemeld, en zo ja, in hoeverre de belasting moet worden verminderd.
3.3. Het Hof heeft de eerstvermelde vraag ontkennend beantwoord. Daartegen keert zich het middel.
3.4.1. Bij binnenlandse kansspelen, niet zijnde casinospelen, wordt krachtens artikel 1, aanhef en letter b, van de Wet, kansspelbelasting geheven van de "gerechtigden tot de prijzen". Ingevolge artikel 6, lid 1, van de Wet wordt de belasting geheven door inhouding op de prijs, waarbij de inhoudingsplichtige (hier: belanghebbende) verplicht is de belasting in te houden op het tijdstip waarop de prijs "ter beschikking is gesteld" (artikel 6, lid 3, van de Wet).
Het strookt met het karakter van de kansspelbelasting deze bepalingen aldus uit te leggen dat pas sprake is van het "ter beschikking stellen" van een prijs aan een gerechtigde tot die prijs, indien die gerechtigde een onvoorwaardelijk recht op uitbetaling van de prijs heeft verkregen.
3.4.2. De "Algemene Spelvoorwaarden Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij", zoals die golden ten tijde van de onderhavige trekking, bevatten de navolgende bepalingen:
"§ A: Deelname bij de officiële verkooppunten.
(..)
Artikel 23.
1. De aanbieder van het lot heeft recht op uitbetaling van de op dat nummer gevallen prijs tegen afgifte van het lot. De aanbieder van een deellot heeft recht op uitbetaling van een evenredig deel van de prijs.
(..)
4. De deelnemer dient zelf aan de hand van de bekendmaking van de winnende nummers te controleren of een prijs is gevallen op het desbetreffende lot. De SENS [belanghebbende] en de officiële verkooppunten zijn niet gehouden de houder van een lot daarover te berichten.
(..)
Artikel 25.
1. Er vindt onder geen enkele voorwaarde of omstandigheid betaling plaats in geval van verloren gegane loten.
2. Uitbetaling op beschadigde loten kan uitsluitend plaatsvinden op het hoofdkantoor van de SENS. Op beschadigde loten wordt alleen uitbetaald indien zowel het lotnummer, als de bijbehorende serieletters, het loterijnummer, de barcode alsmede de aangebrachte controlenummers herkenbaar zijn en met elkaar in overeenstemming zijn.
3. Het recht op uitbetaling vervalt na verloop van één jaar, aan te vangen na de dag waarop de trekking heeft plaatsgevonden."
Deze bepalingen laten geen andere uitleg toe dan dat de aanbieder van een lot waarop een prijs is gevallen recht heeft op uitbetaling van de prijs onder de opschortende voorwaarde dat hij het desbetreffende lot (of deellot) afgeeft aan (een hulppersoon van) belanghebbende. Derhalve verkrijgt die aanbieder pas een onvoorwaardelijk recht op uitbetaling van de prijs indien en nadat hij het desbetreffende (deel)lot heeft afgegeven. Eerst dan wordt de prijs "ter beschikking gesteld" in de zin van artikel 6, lid 3, van de Wet.
3.4.3. Uit het voorgaande volgt dat voor zover zich bij belanghebbende met betrekking tot de onderhavige trekking geen gerechtigde tot een op een lot gevallen prijs heeft gemeld, belanghebbende ook geen kansspelbelasting behoefde in te houden en af te dragen. 's Hofs andersluidende oordeel is onjuist. Het middel slaagt derhalve.
3.5. Gelet op het hiervoor in 3.4 overwogene is het beroep gegrond. Verwijzing dient te volgen ter bepaling van de omvang van de vermindering van het afgedragen bedrag aan belasting.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 422, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.449 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, C.J.J. van Maanen, C.A. Streefkerk en C. Schaap, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2007.