31. Eiser heeft aangevoerd dat de hoofdprijs van de [J], het carrièrefonds ter waarde van maximaal € 250.000, één prijs in natura is, die ter beschikking is gesteld op het moment van het winnen van de quiz. Daarom had de prijs belast moeten worden op het moment van het winnen daarvan tegen de waarde in het economische verkeer. Volgens eiser is sprake van een prijs in natura, op de grond dat een onvoorwaardelijk vorderingsrecht is gewonnen op het moment dat [O] N.V. blijkens de carrière-geldovereenkomst een fonds ter beschikking stelt. Vanuit dat fonds heeft eiser direct opnamen kunnen doen, aldus eiser, waarbij in werkelijkheid – en dus in afwijking van het Bestuursreglement – er geen beperkingen waren aan de opnamen, zoals leeftijd. Volgens eiser volgt ook uit de tussen [A] en de Belastingdienst gesloten VSO dat in werkelijkheid sprake is van een heffingsmoment in 2008 aangezien anders geen VSO had hoeven te worden gesloten. Dit brengt naar de opvatting van eiser mee, dat de onderhavige inhoudingen ten onrechte zijn afgedragen en dat die aan hem dienen te worden uitbetaald, net als alle toekomstige inhoudingen die [B] zal afdragen op grond van de afspraken in de VSO.
31. Uit artikel 1, eerste lid, onder c (onder b tot 2008), en artikel 3, tweede lid, van de Wet KSB vloeit voort dat in dit geval de kansspelbelasting wordt geheven van de gerechtigde tot de prijzen en dat onder prijzen wordt verstaan alle goederen waaraan in het economische verkeer waarde kan worden toegekend en die toevallen aan de deelnemer van het kansspel. In het derde lid van artikel 3 van de Wet KSB is bepaald dat voor zover prijzen niet in geld bestaan, zij in aanmerking worden genomen naar de waarde die daaraan in het economisch verkeer kan worden toegekend. Uit artikel 6 van de Wet KSB volgt, dat de inhoudingsplichtige verplicht is de belasting in te houden op het tijdstip waarop de prijs ter beschikking is gesteld.
31. Het strookt met het karakter van de kansspelbelasting om artikel 6, derde lid, van de Wet KSB zo uit te leggen, dat pas sprake is van het "ter beschikking stellen" van een prijs aan een gerechtigde tot die prijs, indien die gerechtigde een onvoorwaardelijk recht op uitbetaling van die prijs heeft verkregen (vgl. Hoge Raad 29 juni 2007, nr. 43 108, ECLI:NL:HR:2007:AZ2862, Staatsloterij-arrest). 31. Tussen partijen is niet in geschil, en de rechtbank ziet geen aanleiding hier anders over te oordelen, dat in dit geval sprake is van een kansspel en dat sprake is van één prijs.
31. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat in dit geval pas sprake is van een onvoorwaardelijk recht op uitbetaling van de prijs op het moment dat een declaratie of offerte voor nog te maken kosten is ingediend en is gehonoreerd door (thans) [B]. Anders dan eiser stelt, volgt uit de stukken van het geding dat het recht op het carrièrefonds geen onvoorwaardelijk recht is, maar dat steeds wordt beoordeeld of sprake is van kosten die kwalificeren als kosten waarvoor het carrièrefonds is bedoeld. Zo blijkt uit de stukken dat aanvragen van andere prijswinnaars om vergoeding van kosten voor bijvoorbeeld het behalen van een rijbewijs, het financieren van een bedrijfsplan of een talencursus in Australië zijn afgewezen. Daarbij komt dat – zoals ook in het Bestuursreglement staat en op het bord dat is uitgereikt na het winnen van de finale – het carrièrefonds een waarde heeft van "maximaal" € 250.000, hetgeen er eveneens op wijst dat geen onvoorwaardelijk recht op een bedrag is gewonnen. Dit strookt ook met de verklaring van [A] in de brief van 15 augustus 2007, dat er geen fonds voor de winnaar wordt volgestort door [O] N.V.. Ook acht de rechtbank aannemelijk dat in de gevallen zoals genoemd in het Bestuursreglement – namelijk overlijden, het bereiken van het 30ste levensjaar, het in staat van surséance of faillissement komen te verkeren en het veroordeeld worden wegens het plegen van een misdrijf – aanspraken op bijdragen uit het fonds niet langer zullen worden gehonoreerd. Dat in de praktijk het Bestuursreglement niet op alle onderdelen strikt is nageleefd – met name dat al vóór het 16de levensjaar uitkeringen zijn gedaan – of dat het Bestuursreglement niet is ondertekend door de ouders van eiser, doet hieraan niet af. Van belang is, dat is gebleken dat de toekenningen uit het carrièrefonds daadwerkelijk zijn gebonden aan voorwaarden, zoals de vraag of de kosten kwalificeren. De uiteindelijke omvang van de prijs is derhalve afhankelijk van de vraag of de prijswinnaar kwalificerende kosten maakt en zo ja, tot welk bedrag. Dit betekent dat in 2008 bij het winnen van de finale niet de prijs al ter beschikking is gesteld, maar dat dat steeds is gebeurd bij een positieve beslissing op een declaratie of offerte die door eiser is ingediend. Dat de Belastingdienst in eerste instantie nog van een andere – onjuiste – opvatting uitging, is voor deze beoordeling door de rechtbank niet van belang. De desbetreffende beroepsgronden van eiser stuiten alle hierop af.
31. De conclusie moet zijn dat de beroepen gegrond zijn wat betreft de inhoudingen kansspelbelasting over de jaren 2009 en 2010, dat de desbetreffende uitspraken op bezwaar worden vernietigd en dat de rechtbank alsnog op de bezwaren zal beslissen door deze ongegrond te verklaren. De beroepen met betrekking tot de inhoudingen kansspelbelastingen in 2011 zijn ongegrond.
Proceskosten