ECLI:NL:HR:2003:AF9716

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/022HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake schuldsaneringsregeling en ontvankelijkheid

In deze zaak heeft verzoeker tot cassatie, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.B.B. Beelaard, op 15 november 2002 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Utrecht om de schuldsaneringsregeling op hem toe te passen. De Rechtbank heeft dit verzoek op 8 januari 2003 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 4 februari 2003 de uitspraak van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft verzoeker cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en vastgesteld dat het cassatierekest niet op de juiste wijze was ingediend. Het verzoekschrift was per fax verzonden en niet ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, wat in strijd is met de vereisten van artikel 426a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het originele exemplaar van het verzoekschrift werd pas twaalf dagen later ingediend, wat niet binnen de vereiste termijn van 'korte tijd' viel. Hierdoor heeft de Hoge Raad verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. De uitspraak is gedaan door de vice-president P. Neleman en de raadsheren J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens en A. Hammerstein, en is openbaar uitgesproken op 11 juli 2003.

Uitspraak

11 juli 2003
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/022HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. A.B.B. Beelaard,
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 15 november 2002 ter griffie van de Rechtbank te Utrecht ingediend verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: verzoeker - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht de schuldsaneringsregeling op hem toe te passen.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 8 januari 2003 het verzoek afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft verzoeker hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 4 februari 2003 heeft het Hof de uitspraak waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Mr. E. Olof, advocaat te Zeist, heeft bij een door hem ondertekend faxbericht gedateerd 6 februari 2003, ingekomen op 7 februari 2003, een "cassatieschriftuur" waarin mr. A.B.B. Beelaard als "procureur" is vermeld, ingezonden, waarbij verzoeker beroep in cassatie instelt tegen het arrest van het Hof van 4 februari 2003. Bij dit arrest heeft het Hof de beslissing van de Rechtbank te Utrecht van 8 januari 2003 houdende afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling bekrachtigd. Op 19 februari 2003 is het originele cassatierekest bij de Hoge Raad ingekomen. Dit verzoekschrift is ondertekend door mr. A.B.B. Beelaard, advocaat bij de Hoge Raad.
3.2 Nu het als verzoekschrift tot cassatie aan te merken geschrift per fax is verzonden en niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, is sprake van gebreken die konden worden hersteld door binnen korte tijd een naar behoren ondertekend origineel exemplaar van het verzoekschrift ter griffie in te dienen (vgl. HR 27 november 1992, nr. 8093, NJ 1993, 569). In het onderhavige geval is het originele, aan de eisen van art. 426a lid 2 Rv. beantwoordende, exemplaar van het verzoekschrift eerst na een periode van twaalf dagen, en derhalve niet binnen korte tijd, bij de griffie van de Hoge Raad ingediend. Dit brengt mee dat verzoeker in zijn cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 11 juli 2003.