ECLI:NL:HR:2005:AR6209
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- D.H. Beukenhorst
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens gebrek aan ondertekening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 februari 2005 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een cassatieberoep. Verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Vijftigschild, had cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 4 mei 2004, waarin een eerdere beschikking van de rechter-commissaris werd vernietigd. De rechtbank had de afkoelingsperiode van de wettelijke schuldsaneringsregeling voor verzoekster verlengd, maar deze beslissing werd door Eigen Haard, de verweerster in cassatie, aangevochten.
De Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep niet ontvankelijk was, omdat de op 8 mei 2004 ingediende cassatie schriftuur niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, zoals vereist door artikel 426a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hoewel verzoekster op verschillende momenten aanvullende documenten had ingediend, waaronder een ondertekende versie van de cassatie schriftuur, was dit niet binnen de vereiste termijn gebeurd. De Hoge Raad benadrukte dat het gebrek aan een juiste ondertekening niet tijdig was hersteld, wat leidde tot de conclusie dat verzoekster niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar cassatieberoep.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt het belang van de formele vereisten voor het indienen van cassatieberoepen en de noodzaak om aan deze vereisten te voldoen om ontvankelijkheid te waarborgen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman, waarbij de andere rechters ook aanwezig waren.