ECLI:NL:PHR:2005:AU7498

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R05/134HR
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen voorlopige machtiging tot voortduren van verblijf in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door verzoeker tegen de beschikking van de rechtbank te Assen, waarin een voorlopige machtiging werd verleend tot het voortduren van zijn verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis. De beschikking was gedateerd op 7 juli 2005. Verzoeker heeft op 12 oktober 2005 een verzoekschrift tot cassatie ingediend, gevolgd door het originele verzoekschrift op 14 oktober 2005. Volgens artikel 426 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan tegen beschikkingen op rekest beroep in cassatie worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak. De cassatietermijn voor deze zaak verstreek op 7 oktober 2005, wat betekent dat het cassatieberoep te laat is ingesteld.

De Hoge Raad overweegt dat de omstandigheid dat het afschrift van de beschikking pas op 12 juli 2005 door de griffier is verzonden, geen invloed heeft op de termijn. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie waarin is vastgesteld dat een te late toezending van de uitspraak niet leidt tot een verlenging van de cassatietermijn. In dit geval is er geen sprake van een apparaatsfout die de termijn zou kunnen beïnvloeden.

De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep, omdat hij de termijn voor het indienen van het beroep heeft overschreden. De Hoge Raad volgt deze conclusie en verklaart het cassatieberoep niet-ontvankelijk.

Conclusie

R05/134HR
Mr. F.F. Langemeijer
Parket, 11 november 2005
Conclusie inzake:
[verzoeker]
tegen
Officier van justitie te Assen
Bij beschikking, gedagtekend 7 juli 2005, heeft de rechtbank te Assen op verzoek van de officier van justitie aldaar een voorlopige machtiging verleend tot het doen voortduren van het verblijf van verzoeker tot cassatie in een psychiatrisch ziekenhuis.
Bij verzoekschrift, per fax ingekomen ter griffie van de Hoge Raad op 12 oktober 2005, op 14 oktober 2005 gevolgd door het originele verzoekschrift met begeleidend schrijven (vgl. HR 11 juli 2003, NJ 2003, 565; HR 11 februari 2005, NJ 2005, 143), is namens verzoeker cassatieberoep ingesteld.
Ingevolge art. 426 lid 1 Rv. kan tegen beschikkingen op rekest beroep in cassatie worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De cassatietermijn verstreek op 7 oktober 2005, zodat het cassatieberoep te laat is ingesteld. De omstandigheid dat, blijkens een stempelafdruk, het afschrift van de beschikking van de rechtbank eerst op 12 juli 2005 door de griffier van de rechtbank is verzonden (art. 290 lid 3 Rv) brengt hierin geen verandering. Van een apparaatsfout, als bedoeld in HR 13 juli 2001, NJ 2001, 513, HR 28 november 2003, NJ 2005, 465 m.nt. DA of EHRM 4 augustus 2005, app.nr. 16945/02 (te late toezending van de tekst van de uitspraak), is in dit geval geen sprake.
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden