ECLI:NL:PHR:2005:AU7498
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen voorlopige machtiging tot voortduren van verblijf in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door verzoeker tegen de beschikking van de rechtbank te Assen, waarin een voorlopige machtiging werd verleend tot het voortduren van zijn verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis. De beschikking was gedateerd op 7 juli 2005. Verzoeker heeft op 12 oktober 2005 een verzoekschrift tot cassatie ingediend, gevolgd door het originele verzoekschrift op 14 oktober 2005. Volgens artikel 426 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan tegen beschikkingen op rekest beroep in cassatie worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak. De cassatietermijn voor deze zaak verstreek op 7 oktober 2005, wat betekent dat het cassatieberoep te laat is ingesteld.
De Hoge Raad overweegt dat de omstandigheid dat het afschrift van de beschikking pas op 12 juli 2005 door de griffier is verzonden, geen invloed heeft op de termijn. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie waarin is vastgesteld dat een te late toezending van de uitspraak niet leidt tot een verlenging van de cassatietermijn. In dit geval is er geen sprake van een apparaatsfout die de termijn zou kunnen beïnvloeden.
De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep, omdat hij de termijn voor het indienen van het beroep heeft overschreden. De Hoge Raad volgt deze conclusie en verklaart het cassatieberoep niet-ontvankelijk.