ECLI:NL:HR:2003:AF7679
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest inzake de executie van een vonnis in faillissement en de rechtspositie van de borg
In deze zaak gaat het om een arrest van de Hoge Raad der Nederlanden, gewezen op 11 juli 2003, in een cassatieprocedure. Eiseres, gehuwd in gemeenschap van goederen met [betrokkene 1], heeft de maatschap gedagvaard in kort geding om de executie van een vonnis van de rechtbank te Breda van 6 november 1990 te schorsen. Dit vonnis had [betrokkene 1] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de maatschap. De maatschap had executoriaal beslag gelegd op onroerende zaken van [betrokkene 1] en eiseres. Eiseres stelde dat zij niet bekend was met de borgstelling en heeft deze buitengerechtelijk vernietigd. De President van de Rechtbank te Breda heeft de vordering van eiseres in eerste aanleg afgewezen, waarna eiseres in hoger beroep ging bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft het vonnis van de President bekrachtigd, wat leidde tot cassatie door eiseres.
De Hoge Raad oordeelt dat de executie van een vonnis niet kan worden geschorst op grond van het faillissement van [betrokkene 1]. De Hoge Raad stelt vast dat de Faillissementswet niet alleen de gelegde beslagen opheft, maar ook de gerechtelijke tenuitvoerleggingen. Eiseres kan zich echter wel verzetten tegen de executie van het vonnis, ondanks dat zij geen partij was in de oorspronkelijke procedure. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens wordt de maatschap veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van eiseres zijn begroot op € 1.963,96.