Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
)
)
“Kredietnemers”viermaal zijn handtekening gezet, namelijk onder
“[de partner]”, onder
“Twins Management Beheer BV [de partner] Directeur”, onder
“Interpooling by Intervention BV [de partner] Directeur”en onder
“Stichting Interpooling Zorgcoaching [de partner] Bestuurder/Voorzitter”.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“exorbitant hoge contractuele boete”lijkt dan een oneerlijk beding in de zin van artikel 3 van die richtlijn in verband het Bijlage, aanhef en onder e), waar de kredietovereenkomst [de partner] ingeval van niet-nakoming een onevenredig hoge schadevergoeding oplegt. Naar de eis van het HvJ EU (meer recent het arrest van 4 juni 2015 in zaak C-497/13 Faber/Hazet, rov. 42) moet de nationale rechter een aantal bepalingen van de richtlijnen van de Unie inzake consumentenbescherming ambtshalve toepassen, welke eis wordt gerechtvaardigd door de overweging dat het door die richtlijnen uitgewerkte beschermingsstelsel op de gedachte berust dat de consument zich tegenover de verkoper (in ruime zin, hof) in een zwakke onderhandelingspositie bevindt en over minder informatie dan de verkoper beschikt en dat er een niet te verwaarlozen gevaar bestaat dat de consument met name uit onwetendheid geen beroep zal doen op de rechtsregel die ertoe strekt hem te beschermen. Blijkens de in die rov. 42 vermelde arresten over de onderhavige richtlijn geldt dit ook voor oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Waar het gaat om regels die gelijk gesteld moeten worden met nationale regels van openbare orde, moet dit alles tevens gelden in het kader van het derdenverzet van de echtgenote van de consument en een daarop vooruitlopend kort geding zoals het onderhavige.
5.Slotsom
6.De beslissing
11 augustus 2015, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;