ECLI:NL:HR:2003:AF7094
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- J.W. van den Berge
- J.C. van Oven
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een bezwaar van belanghebbende tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De Inspecteur had het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de Inspecteur belanghebbende op 2 februari 1999 op de hoogte heeft gesteld van zijn voornemen om af te wijken van de ingediende aangifte. Belanghebbendes gemachtigde heeft in de daaropvolgende maanden meerdere brieven gestuurd, maar de Inspecteur heeft uiteindelijk op 19 november 1999 een aanslag opgelegd. Belanghebbende heeft op 18 februari 2000 een bezwaarschrift ingediend, maar het Hof oordeelde dat dit bezwaar niet-ontvankelijk was omdat de termijn was overschreden.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de Inspecteur niet gehouden was om belanghebbende of zijn gemachtigde te informeren over de opgelegde aanslag, vooral na de brief van 18 oktober 1999. De Hoge Raad concludeert dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven en dat er een verwijzing moet plaatsvinden naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling van de zaak. Tevens heeft de Hoge Raad bepaald dat de Staat het griffierecht en de kosten van de rechtsbijstand aan belanghebbende moet vergoeden.