ECLI:NL:HR:2001:AB2769

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35984
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J. Zuurmond
  • D.G. van Vliet
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag inkomstenbelasting en de rol van gemachtigde in bezwaar en cassatie

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X, die in Indonesië woont en domicilie heeft gekozen in Q. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992, waarbij een belastbaar inkomen van f 232.456 is vastgesteld. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht, evenals het beroepschrift in cassatie.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. In cassatie is onder andere aan de orde gekomen of het Hof terecht heeft geoordeeld dat de brief van 24 december 1993 van de gemachtigde van belanghebbende niet als verzoek om de aanslagen via de gemachtigde te laten lopen kan worden gelezen. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel van feitelijke aard is en niet onbegrijpelijk, waardoor het in cassatie niet met vrucht kan worden bestreden.

Daarnaast is het middel dat betoogt dat de Inspecteur op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel belanghebbendes gemachtigde in kennis had moeten stellen van de aan belanghebbende verzonden aanslag, eveneens afgewezen. De Hoge Raad stelt vast dat de Inspecteur niet verplicht is om het aanslagbiljet of een kopie daarvan aan de gemachtigde te verzenden, tenzij hierom door of namens belanghebbende is verzocht. Het Hof heeft vastgesteld dat een dergelijk verzoek niet is gedaan.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en is in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2001.

Uitspraak

Nr. 35.984
24 juli 2001
JV
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (Indonesië), domicilie gekozen hebbende te Q, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 januari 2000, nr. 97/20562, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1992 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 232.456. In het tegen deze aanslag gemaakte bezwaar is belanghebbende bij uitspraak van de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
Voorzover het middel zich richt tegen het oordeel van het Hof dat het in de brief van 24 december 1993 van belanghebbendes gemachtigde niet leest het verzoek van belanghebbende aan de Inspecteur ook de aanslagen via zijn gemachtigde te laten lopen, faalt het. Dit oordeel kan immers als van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk in cassatie niet met vrucht worden bestreden.
Voorzover het middel betoogt dat de Inspecteur, op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel, belanghebbendes gemachtigde in kennis had moeten stellen van de aan belanghebbende verzonden aanslag faalt het eveneens. Van de inspecteur kan niet worden verlangd het aanslagbiljet zelf of een kopie daarvan aan een gemachtigde te verzenden, indien niet door of namens belanghebbende daarom is verzocht. Het Hof heeft vastgesteld dat een zodanig verzoek niet is gedaan.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2001.