ECLI:NL:HR:2001:AB2769
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Aanslag inkomstenbelasting en de rol van gemachtigde in bezwaar en cassatie
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X, die in Indonesië woont en domicilie heeft gekozen in Q. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992, waarbij een belastbaar inkomen van f 232.456 is vastgesteld. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht, evenals het beroepschrift in cassatie.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. In cassatie is onder andere aan de orde gekomen of het Hof terecht heeft geoordeeld dat de brief van 24 december 1993 van de gemachtigde van belanghebbende niet als verzoek om de aanslagen via de gemachtigde te laten lopen kan worden gelezen. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel van feitelijke aard is en niet onbegrijpelijk, waardoor het in cassatie niet met vrucht kan worden bestreden.
Daarnaast is het middel dat betoogt dat de Inspecteur op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel belanghebbendes gemachtigde in kennis had moeten stellen van de aan belanghebbende verzonden aanslag, eveneens afgewezen. De Hoge Raad stelt vast dat de Inspecteur niet verplicht is om het aanslagbiljet of een kopie daarvan aan de gemachtigde te verzenden, tenzij hierom door of namens belanghebbende is verzocht. Het Hof heeft vastgesteld dat een dergelijk verzoek niet is gedaan.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en is in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2001.