In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het bezwaar van belanghebbende, [X] VOF, tegen een aanslag in de zuiveringsheffing voor het jaar 2009, opgelegd door de heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn Zwolle. De aanslag, gedateerd op 26 juli 2011, bedroeg € 3.617,85, met een verzuimboete van € 75. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
De kern van het geschil is of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar onzorgvuldig heeft gehandeld door geen kopie van de aanslag naar de gemachtigde te sturen, terwijl de volmacht en het verzoek om wijziging van het correspondentieadres pas na de vaststelling van de aanslag zijn ontvangen. De heffingsambtenaar betwist dit en stelt dat belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van het bezwaar.
Het Hof oordeelt dat de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat het bezwaarschrift van belanghebbende te laat is ingediend. Het Hof concludeert dat de heffingsambtenaar niet onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat er geen wettelijke verplichting was om de aanslag aan de gemachtigde toe te zenden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.