Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil in hoger beroep
4. Beoordeling van het geschil
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X BV] tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het bezwaar tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting niet-ontvankelijk werd verklaard. De naheffingsaanslag, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst, betrof een bedrag van € 1.048.143 voor het tijdvak van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009. De rechtbank had geoordeeld dat het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk was, omdat de naheffingsaanslag op 25 november 2011 was verzonden en het bezwaar pas op 12 januari 2012 was ingediend.
In hoger beroep betwistte [X BV] de ontvangst van de naheffingsaanslag en stelde dat de inspecteur deze ten onrechte niet naar haar gemachtigde had verzonden. Het Hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. Het Hof stelde vast dat de ontvangst van de naheffingsaanslag door [X BV] redelijkerwijs moest worden betwijfeld, omdat de inspecteur geen bewijs had geleverd dat de aanslag daadwerkelijk was ontvangen. Het Hof concludeerde dat de termijn voor het indienen van het bezwaar niet was overschreden en dat de inspecteur de naheffingsaanslag opnieuw moest beoordelen.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep van [X BV] werd gegrond verklaard, en de inspecteur werd opgedragen om opnieuw uitspraak te doen op het bezwaarschrift. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van [X BV].