In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 29 november 2012, waarin het bezwaar van belanghebbende tegen een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2009 niet-ontvankelijk werd verklaard. De belanghebbende, een besloten vennootschap, had een aanslag vennootschapsbelasting ontvangen, maar stelde dat deze naar een onjuist adres was verzonden, waardoor zij niet tijdig bezwaar kon maken. De inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag naar het bij hem bekende adres verzonden, en de rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was omdat het niet tijdig was ingediend.
Tijdens de zitting bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 september 2013 werd het standpunt van de belanghebbende herhaald dat de aanslag niet was ontvangen. De inspecteur betwistte dit en stelde dat het aanslagbiljet naar het juiste adres was verzonden. Het Hof oordeelde dat de inspecteur terecht had geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat het aanslagbiljet niet was ontvangen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de termijn voor het indienen van bezwaar was overschreden.
De uitspraak van het Hof benadrukt het belang van de juiste adressering van belastingaanslagen en de verantwoordelijkheden van belastingplichtigen om ervoor te zorgen dat hun contactgegevens up-to-date zijn. Het Hof concludeerde dat de inspecteur op correcte wijze had gehandeld en dat de belanghebbende niet in verzuim was geweest, maar dat de termijn voor het indienen van bezwaar was overschreden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 oktober 2013.