ECLI:NL:HR:2001:AB1017
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en buitengewone lasten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 4 augustus 1998, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 33.740. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Staatssecretaris van Financiën werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en moet het griffierecht van ƒ 315 vergoeden aan belanghebbende. Tevens werd vastgesteld dat de Staatssecretaris de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand aan belanghebbende moet vergoeden, vastgesteld op ƒ 1420.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof met juistheid had geoordeeld dat de autokosten van belanghebbende, die zijn echtgenote ondersteunt die lijdt aan reumatoïde artritis, niet als buitengewone lasten konden worden aangemerkt, tenzij deze kosten niet tot het normale bestedingspatroon van gezonde personen behoren. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het Hof een onjuiste maatstaf heeft aangelegd in zijn beoordeling van de buitengewone lasten, wat aanleiding gaf tot vernietiging van de uitspraak en verwijzing voor een nieuwe behandeling.
De zaak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de kosten die voortvloeien uit ziekte of invaliditeit in relatie tot de belastingwetgeving, en hoe deze kosten in aanmerking moeten worden genomen bij het bepalen van de belastingplicht.