Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Eindhoven(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) ongegrond verklaarde. De aanslag was opgelegd voor het jaar 2014, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.490 had. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag en stelde dat hij recht had op een hogere aftrek van specifieke zorgkosten, met name extra vervoerskosten als gevolg van zijn invaliditeit. De inspecteur had echter slechts een deel van deze kosten in aftrek toegelaten.
Tijdens de zitting op 10 juli 2018 is belanghebbende niet verschenen, terwijl de inspecteur wel aanwezig was. Het hof heeft vastgesteld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij meer extra vervoerskosten heeft gemaakt dan door de inspecteur is erkend. Het hof oordeelt dat de bewijslast voor de hoogte van de extra vervoerskosten bij belanghebbende ligt, en dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. Het hof heeft de berekeningen van belanghebbende, die uitgingen van een aantal gereden kilometers en kosten per kilometer, als niet aannemelijk beoordeeld.
Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De rechtbank had terecht geoordeeld dat belanghebbende niet kon aantonen dat hij recht had op een hoger bedrag aan aftrek voor specifieke zorgkosten dan door de inspecteur was toegestaan. De uitspraak is gedaan door de tweede meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2018.