ECLI:NL:HR:2000:AA7413
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag dividendbelasting en verplaatsing werkelijke leiding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een naheffingsaanslag in de dividendbelasting die was opgelegd aan de besloten vennootschap X B.V. te Aruba. De naheffingsaanslag was opgelegd over het tijdvak 1990, en na bezwaar van belanghebbende was de aanslag door de Inspecteur verminderd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden.
De Advocaat-Generaal Wattel concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende, opgericht in 1966, deelnemingen had in vennootschappen en dat haar werkelijke leiding in januari 1989 naar Aruba was verplaatst. De zaak draaide om de vraag of de uitzondering in artikel 34, lid 2, tweede volzin, van de Belastingregeling voor het Koninkrijk van toepassing was, gezien de dividenduitkering aan natuurlijke personen. Het Hof had geoordeeld dat de tekst van de bepaling geen onderscheid maakte tussen uitkeringen aan lichamen en natuurlijke personen, wat door de Hoge Raad werd bevestigd.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht van belanghebbende. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de werkelijke leiding van vennootschappen en de fiscale gevolgen van dividenduitkeringen zorgvuldig te beoordelen, vooral in het licht van internationale belastingwetgeving.