ECLI:NL:HR:2004:AO7709
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de verplaatsing van de werkelijke leiding van een vennootschap naar Aruba ter ontgaan van dividendbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de verplaatsing van de werkelijke leiding van een vennootschap naar Aruba. De belanghebbende, X B.V., had tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 29 september 1998 uitspraak deed. Deze uitspraak werd door de Hoge Raad op 11 oktober 2000 vernietigd, met verwijzing naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de verplaatsing van de werkelijke leiding niet was uitgevoerd om de heffing van Arubaanse inkomstenbelasting te ontgaan. Het Hof had vastgesteld dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat het ontgaan van de belasting een motief was voor de zetelverplaatsing. De Hoge Raad concludeerde dat de oordelen van het Hof, waaronder het oordeel over de lumpsumbetaling, niet onbegrijpelijk waren en dat de belanghebbende zich redelijkerwijs bewust moest zijn geweest van de gevolgen van de ruling met de Arubaanse fiscus.
De Hoge Raad verwierp de klachten van de belanghebbende en oordeelde dat het Hof binnen de grenzen van de rechtsstrijd was gebleven. De klachten die zich richtten tegen de oordelen van het Hof over de noodzaak van de zetelverplaatsing en de motieven daarvoor, faalden eveneens. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de uitspraak van het Hof in stand bleef.