ECLI:NL:HR:2000:AA6341
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- P. Neleman
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over alimentatie en erfrecht na overlijden van de man
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door een vrouw tegen de gezamenlijke erfgenamen van haar overleden echtgenoot. De vrouw had in kort geding een vordering ingesteld tegen haar man, waarin zij betwistte dat hij te veel alimentatie had betaald. De man had op zijn beurt een vordering ingesteld voor betaling van een bedrag dat hij meende dat de vrouw hem verschuldigd was. De President van de Rechtbank te Assen had in zijn vonnis de vrouw veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de man, maar na het overlijden van de man hebben zijn erfgenamen de procedure overgenomen.
De vrouw ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat het vonnis van de President bekrachtigde. De vrouw stelde cassatie in tegen dit eindarrest. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof onvoldoende had gemotiveerd waarom de erfgenamen van de man als enige gerechtigden konden worden aangemerkt en dat de procedure niet door de erfgenamen zelf, maar door de bewindvoerder had moeten worden gevoerd, aangezien de nalatenschap onder bewind was gesteld.
De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werden de erfgenamen van de man veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van het spoedeisend belang en de rechtspositie van erfgenamen in erfrechtelijke geschillen.