Uitspraak
1.[appellant 1] ,
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellanten],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Dat het het Gerechtshof behage, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad te vernietigen het vonnis van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 12 augustus 2015 in de zaak met zaaknummer, C / 17 / 142474 KG ZA 15-68, en opnieuw rechtdoende en
het vonnis op 12 augustus 2014 (het hof leest: 2015
) met zaaknummer /rolnummer C/17/142474/KG ZA 15/165 door de voorzieningenrechter gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en [appellant 1] als gedaagde te vernietigen en opnieuw rechtdoende, [appellant 1] te veroordelen tot het betalen van een voorschot van € 100.000,- op het kapitaal van [geïntimeerde] , dan wel een bedrag welke uw gerechtshof geraden voorkomt, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag tot een maximum van € 10.000,-, zulks met veroordeling van [appellant 1] in de kosten van het geding in beide instanties."
3.De eisvermeerdering van [appellanten]
4.Nadere producties van [appellanten]
5.Het geschil en de beslissing van de voorzieningenrechter
6.Inleidende overwegingen naar aanleiding van de grieven van partijen
[geïntimeerde]daarom voor worden gehouden dat [geïntimeerde] het recht toekomt de genoemde opstallen tegen aanschafwaarde over te nemen, en dat [appellanten] in dit opzicht uitsluitend belang kunnen hebben bij handhaving van hun verweer in hoger beroep indien en voor zover de aanschafwaarde hoger is dan het genoemde bedrag. Dat belang moet dan worden afgezet tegen het spoedeisende belang dat [geïntimeerde] bij toewijzing van zijn vordering heeft gehad. Anders dan partijen suggereren, hoeven [appellanten] ter zake van dit verweer geen spoedeisend belang te stellen of aannemelijk te maken.
[appellant 1]als verkopende partij belang hebben. Dat belang dient wel spoedeisend te zijn. Aan dit vereiste is niet voldaan, omdat [appellanten] ter verzekering van dit persoonlijke belang de mogelijkheid van het nemen van conservatoire maatregelen ter beschikking staat, alsmede omdat niet is onderbouwd dat - gegeven de mogelijkheid conservatoir beslag tot afgifte te leggen - een reëel gevaar van benadeling bestaat als gevolg van vervreemding of (verdere) bezwaring van de opstallen in [plaats] .
[appellanten]er bij het handhaven van hun gezamenlijke vorderingen om gaat de financiële belangen van de maatschap veilig te stellen, is van belang dat - nu geen sprake is van opzegging - die maatschap op grond van de (subsidiaire) vordering van [appellanten] zelf per 1 oktober 2015 is ontbonden. De rechtbank heeft in de bodemzaak bij de beoordeling van die laatste vordering tot uitgangspunt genomen dat de exploitatie van het bedrijf van de maatschap daarmee stopt, en dat [geïntimeerde] het bedrijf te [plaats] zal moeten overnemen (vonnis van 17 juni 2015 onder 2.7). Een en ander staat in dit hoger beroep in de procedure in kort geding niet ter discussie. Het belang van [appellanten] bij hun vorderingen valt daarom niet in te zien voor zover het de financiële belangen van de maatschap vanaf 1 oktober 2015 betreft, en voor zover het gaat om maatregelen die voorafgaand aan die datum genomen hadden moeten worden.
7.Ten aanzien van de vordering van [geïntimeerde] (grief 1)
8.Ten aanzien van de vorderingen van [appellanten] (grieven 1 tot en met 12)
grief 12betreffende de afwijzing van de vordering die ertoe strekt de toestand van de situatie in [plaats] door een deurwaarder te laten opnemen constateert het hof andermaal dat [appellant 1] bij zijn grief geen belang heeft omdat hij die onderbouwt met de opmerking dat hij wil dat de maatschap zich in ieder geval tot 1 oktober 2015 houdt aan zijn verplichtingen. Die datum is inmiddels verstreken.