ECLI:NL:GHARL:2013:9025

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
26 november 2013
Zaaknummer
200.134.516
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woonruimte wegens woonfraude door huurder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 november 2013 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding, waarin Stichting Talis, een stichting gevestigd te Nijmegen, als appellante optrad tegen een niet verschenen geïntimeerde. De zaak betreft een huurovereenkomst van 22 november 1974, waarbij de woning aan de [adres] te [woonplaats] voor onbepaalde tijd was verhuurd aan de echtgenoot van de geïntimeerde. Na het overlijden van haar echtgenoot in juni 2002 is de geïntimeerde de enige huurster van de woning geworden. Talis vorderde in kort geding ontruiming van de woning op de grond van woonfraude, omdat de geïntimeerde al geruime tijd niet meer in de woning zou wonen en deze aan derden zou onderverhuren.

In eerste aanleg had de kantonrechter de vordering afgewezen, omdat Talis volgens de kantonrechter onvoldoende voortvarendheid had getoond in het onderzoek naar de vermoedelijke woonfraude. Het hof oordeelde echter dat de grieven van Talis terecht waren. Het hof benadrukte dat de eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang moet hebben, en dat de lange stilstand van de eisende partij niet automatisch betekent dat er geen spoedeisend belang meer is.

Het hof oordeelde dat de stelling van woonfraude door de geïntimeerde steun vond in de overgelegde producties, waaronder een rapport van Van Kappel Security Solutions. Talis had belang bij het optreden tegen woonfraude, vooral gezien het tekort aan sociale huurwoningen in Nijmegen. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vordering tot ontruiming toe, met een korte ontruimingstermijn. Tevens werd Talis gemachtigd om de ontruiming, indien nodig, zelf te bewerkstelligen op kosten van de geïntimeerde. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de geïntimeerde, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.134.516
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, 2143128)
arrest in kort geding van de tweede civiele kamer van 26 november 2013
in de zaak van
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
Stichting Talis,
gevestigd te Nijmegen,
appellante,
hierna: Talis,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde],
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het verstekvonnis van 21 augustus 2013, dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, tussen Talis als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
■ de dagvaarding in hoger beroep d.d. 18 september 2013 (met grieven);
■ de akte overlegging producties.
2.2
Vervolgens heeft Talis de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1
De rechtsvoorgangster van Talis heeft bij huurovereenkomst van 22 november 1974 de woning aan de[adres] te [woonplaats] met ingang van 1 december 1974 voor onbepaalde tijd verhuurd aan wijlen de echtgenoot van [geïntimeerde]. Sinds het overlijden van haar echtgenoot in juni 2002 is [geïntimeerde] van rechtswege de enige huurster van de woning.
3.2
Volgens artikel 9 van het op de huurovereenkomst toepasselijke huurreglement is het aan [geïntimeerde] onder meer verboden om de woning geheel of gedeeltelijk aan derden in huur of gebruik af te staan.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
In dit kort geding vordert Talis veroordeling van [geïntimeerde] tot ontruiming van de woning, met nevenvorderingen, op de grond dat [geïntimeerde] zich schuldig maakt aan ‘woonfraude’, dat wil zeggen dat [geïntimeerde] al geruime tijd zelf niet meer in de woning woont en de woning aan derden onderverhuurt, of in ieder geval aan derden in gebruik afstaat.
4.2
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering afgewezen op de grond, kort gezegd, dat Talis met onvoldoende voortvarendheid onderzoek heeft gedaan naar de door haar reeds sinds 2007 vermoede woonfraude. In verband daarmee ontbreekt volgens de kantonrechter thans het spoedeisend belang.
4.3
Tegen deze beslissing komen de grieven terecht op. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. De omstandigheid dat de eisende partij lang heeft stilgezeten kan bij die afweging een rol spelen, maar die omstandigheid kan op zichzelf niet het oordeel rechtvaardigen dat de eisende partij geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening (meer) heeft. Het hof verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2000, NJ 2001, 389.
4.4
De stelling dat sprake is van woonfraude in de hiervoor bedoelde zin, vindt steun in de door Talis overgelegde producties (in het bijzonder het rapport van bevindingen van [A] van Van Kappel Security Solutions van 8 mei 2013) en is onbetwist gebleven. Als verhuurster in de sociale sector heeft Talis er belang bij om tegen woonfraude met voortvarendheid op te treden. Volgens de onbetwiste stellingen van Talis is er in Nijmegen een groot tekort aan sociale huurwoningen en bedraagt de gemiddelde wachttijd voor een goedkope woning minimaal negen jaar. Aldus heeft Talis thans een spoedeisend belang bij ontruiming van de woning door [geïntimeerde].
4.5
De slotsom is dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vordering tot ontruiming alsnog zal toewijzen. Aan die ontruiming zal het hof een korte ontruimingstermijn verbinden. Talis heeft tevens een machtiging gevorderd om de ontruiming zo nodig zelf met behulp van de sterke arm te bewerkstelligen, op kosten van [geïntimeerde]. Het hof zal dit deel van de vordering in verband met artikel 555 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gemodereerd toewijzen.
4.6
Als de in het ongelijk gestelde partij zal het hof [geïntimeerde] veroordelen in kosten van de eerste aanleg en het hoger beroep. Die kosten zal het hof wat betreft de eerste aanleg begroten op € 94,79 voor explootkosten, op € 112,— voor griffierecht en op € 150,— voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, en wat betreft het hoger beroep op € 94,79 voor explootkosten, op € 683,— voor griffierecht en op € 1.341,— voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
veroordeelt [geïntimeerde] om binnen veertien dagen na betekening van dit arrest de woonruimte aan de[adres] te Nijmegen te ontruimen met al de haren en al het hare, die woning in goede staat aan Talis op te leveren, de sleutels van die woning na de ontruiming aan Talis af te geven en die woning na de ontruiming ontruimd en verlaten te houden, met machtiging van Talis om, indien [geïntimeerde] in gebreke blijft, met toepassing van artikel 555 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de genoemde woonruimte gedwongen te doen ontruimen op kosten van [geïntimeerde];
wijst af het meer of anders gevorderde;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep, tot de op de uitspraak van dit arrest aan de zijde van Talis wat betreft de eerste aanleg begroot op € 94,79 voor explootkosten, € 112,— voor griffierecht en € 150,— voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, en wat betreft het hoger beroep op € 94,79 voor explootkosten, € 683,— voor griffierecht en € 1.341,— voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, F.W.J. Meijer en Th.C.M. Willemse, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 november 2013.