4.8.Indien degene tegen wie een strafvervolging in de zin van artikel 6 EVRM en artikel 14 IVBPR is ingesteld ten onrechte niet onmiddellijk is gewezen op diens zwijgrecht en zijn recht op bijstand van een raadsman, brengt dat niet zonder meer mee dat hij in de daarop volgende procedure geen behoorlijk proces heeft gekregen als bedoeld in die verdragsbepalingen.De vraag of het proces in een punitieve zaak behoorlijk is geweest, moet ook dan worden beoordeeld aan de hand van het verloop van dat proces als geheel met inachtneming van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet met name rekening gehouden worden met de volgende factoren:
de kwetsbaarheid van de verzoeker, bijvoorbeeld als gevolg van leeftijd of mentale gesteldheid;
het juridische toezicht op de fase voorafgaande aan de terechtzitting en de toelaatbaarheid van bewijs tijdens de rechtszitting, waarbij relevant is of de betreffende regels zijn nageleefd. Ingeval er een bewijsuitsluitingsregel bestaat, ligt het niet voor de hand dat de procedure in zijn geheel ‘unfair’ zal worden geacht;
de mogelijkheid van verzoeker om de authenticiteit te betwisten en bezwaar te maken tegen het gebruik van het bewijs;
de kwaliteit van het bewijs en de vraag of de omstandigheden waaronder het werd verkregen twijfel doen rijzen met betrekking tot de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid, waarbij de mate en aard van de uitgeoefende dwang in acht worden genomen;
in geval bewijs op een onrechtmatige wijze werd verkregen, speelt de onrechtmatigheid een rol, alsmede ingeval een ander artikel van het EVRM werd geschonden, de aard van de geconstateerde schending;
in geval van een verklaring, de aard van de verklaring en of deze spoedig na het afleggen daarvan werd ingetrokken of aangepast;
het gebruik van het bewijs, en meer specifiek of dit bewijs een integraal of belangrijk onderdeel vormde van het bewijs waarop de veroordeling werd gebaseerd, waarbij de overtuigingskracht van het overige bewijs in het dossier ook een rol vervult;
de vaststelling van schuld door professionele rechters of door een jury, waarbij de instructies aan de juryleden van belang kunnen zijn;
de zwaarte van het publieke belang bij het onderzoek en de bestraffing van het misdrijf in de betreffende zaak;
andere relevante procedurele waarborgen die door de nationale wet- en regelgeving worden geboden.
Bij de beoordeling is ook van belang in hoeverre degene tegen wie de strafvervolging is ingesteld toch bijstand heeft gekregen van iemand die deze bijstand op een effectieve manier kon verlenen.