ECLI:NL:GHSHE:2024:3522

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
20-000473-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot oplichting met gebruik van valse identiteit en kunstgrepen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1997, was eerder veroordeeld voor poging tot oplichting, waarbij hij zich voordeed als een familielid via WhatsApp om een geldbedrag van € 5.000,00 te verkrijgen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, maar de advocaat-generaal in hoger beroep eiste een zwaardere straf. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot oplichting. De verdachte had op 30 augustus 2021, samen met een medeverdachte, een afspraak gemaakt om geld over te dragen aan een zogenaamde medewerker van PostNL. De verdachte werd op heterdaad aangehouden op een parkeerplaats in Middelburg, waar hij zich verdacht gedroeg. Het hof oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verklaring dat hij slechts geld voor een kennis zou ophalen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, het justitiële verleden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000473-22
Uitspraak : 6 november 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

’s-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 18 februari 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-313013-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1997,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘medeplegen van poging oplichting’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De benadeelde partij [benadeelde] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij heeft niet te kennen gegeven de vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te handhaven, zodat deze vordering niet meer aan de orde is in hoger beroep.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2021 te Middelburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van € 5.000,00, althans enig geldbedrag, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn (onbekend gebleven) (mede)verdachten, aan die [benadeelde] een WhatsAppbericht gestuurd met de tekst "hey pap ik heb een nieuwe mobiel sla je m'n nieuwe nummer even op" en/of (vervolgens) aan die [benadeelde] gevraagd of hij een schuld kon betalen, want dat moest direct met telebankieren, en/of die [benadeelde] middels WhatsApp heeft geantwoord dat hij alleen contant kon betalen in verband met elektronische betaalproblemen en/of hierop door hem, verdachte en/of zijn (mede)dader(s), is voorgesteld om op een parkeerplek in de stad Middelburg geld over te geven aan een persoon van PostNL en/of dat deze het geld voor de schuldeiser zou ophalen en/of hij, verdachte, (vervolgens) als bijrijder van een auto naar Middelburg is gereden en/of naar de afgesproken plaats van overhandiging van dat geldbedrag, te weten parkeerterrein Hof van Tange, is gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere (tot op heden) onbekend gebleven personen op of omstreeks 30 augustus 2021 te Middelburg, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van € 5.000,00, althans enig geldbedrag, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn (onbekend gebleven) (mede)verdachten, aan die [benadeelde] een WhatsAppbericht gestuurd met de tekst "hey pap ik heb een nieuwe mobiel sla je m'n nieuwe nummer even op" en/of (vervolgens) aan die [benadeelde] gevraagd of hij een schuld kon betalen, want dat moest direct met telebankieren, en/of die [benadeelde] middels WhatsApp heeft geantwoord dat hij alleen contant kon betalen in verband met elektronische betaalproblemen en/of hierop door hem, verdachte en/of zijn (mede)dader(s), is voorgesteld om op een parkeerplek in de stad Middelburg geld over te geven aan een persoon van PostNL en/of dat deze het geld voor de schuldeiser zou ophalen, immers hebben die (onbekend gebleven) personen/persoon aan die [benadeelde] een WhatsAppbericht gestuurd met de tekst "hey pap ik heb een nieuwe mobiel sla je m'n nieuwe nummer even op" en/of (vervolgens) aan die [benadeelde] gevraagd of hij een schuld kon betalen, want dat moest direct met telebankieren, en/of die [benadeelde] middels WhatsApp heeft geantwoord dat hij alleen contant kon betalen in verband met elektronische betaalproblemen en/of hierop door dat/die onbekend gebleven personen/persoon is voorgesteld om op een parkeerplek in de stad Middelburg geld over te geven aan een persoon van PostNL en/of dat deze PostNL persoon het geld voor de schuldeiser zou ophalen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 augustus 2021 te Middelburg, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op verzoek van dat/die onbekend gebleven personen/persoon (als bijrijder) naar Middelburg te rijden en/of naar de afgesproken plek voor de overdacht van genoemd geldbedrag te gaan, te weten parkeerterrein Hof van Tange, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 augustus 2021 te Middelburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van € 5.000,00, immers heeft hij, verdachte, aan die [benadeelde] een WhatsAppbericht gestuurd met de tekst "hey pap ik heb een nieuwe mobiel sla je m'n nieuwe nummer even op" en vervolgens aan die [benadeelde] gevraagd of hij een schuld kon betalen, want dat moest direct met telebankieren, en die [benadeelde] middels WhatsApp heeft geantwoord dat hij alleen contant kon betalen in verband met elektronische betaalproblemen en hierop door hem, verdachte, is voorgesteld om op een parkeerplek in de stad Middelburg geld over te geven aan een persoon van PostNL en dat deze het geld voor de schuldeiser zou ophalen en hij, verdachte, vervolgens als bijrijder van een auto naar Middelburg is gereden en naar de afgesproken plaats van overhandiging van dat geldbedrag, te weten parkeerterrein Hof van Tange, is gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, district Zeeland, basisteam Walcheren, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier bij de politie, onder registratienummer PL2000-2021231659, gesloten d.d. 22 november 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-155. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 30 augustus 2021, dossierpagina’s 5-6, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde] :
Gisteravond kreeg ik een berichtje op mijn telefoon van mijn dochter, althans iemand probeerde zich voor te doen als mijn dochter. Ze vroeg of ik de schuld kon betalen, want dat moest direct met telebankieren, maar ik zei dat ik alleen contant kon betalen in verband met elektronische betaalproblemen. Hierop stelde ze voor om op een parkeerplek in de stad geld over te geven aan een persoon van de PostNL. Deze PostNL zou het geld voor de schuldeiser ophalen. Hierna heb ik de politie gebeld en deze hebben het gesprek overgenomen, nadat ze de officier van justitie toestemming hadden gevraagd. Hierna zijn ze vertrokken met mijn telefoon om het gesprek niet de fraudeurs/oplichters voort te zetten.
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 1 september 2021, dossierpagina’s 9-10, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde] :
In eerste instantie vroeg de oplichter om 7500 euro, maar toen ik schreef dat dat niet ging lukken, was 5000 euro ook genoeg.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen d.d. 31 augustus 2021, dossierpagina’s 11-26, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op dinsdag 31 augustus 2021, stelde ik een fotomap samen waarin het volledige WhatsAppgesprek is terug te vinden dat is vastgelegd door middel van foto’s. (…)
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2021, dossierpagina’s 27-29, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] :
Op 30 augustus 2021 waren wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , werkzaam bij de
Teamrecherche Walcheren. Kort samengevat werd met de verdachte besproken dat de
€ 5.000,00 euro opgehaald kon worden op een parkeerplaats in Middelburg. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , nam positie in op de parkeerplaats Hof van Tange. Omstreeks 15.45 uur zag ik een voertuig aan komen rijden op de parkeerplaats. Ik zag dat er twee personen in het voertuig zaten. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , vond het opvallend dat deze twee jongens op de parkeerplaats rondreden. De overige mensen waren voornamelijk vakantiegangers die daar hun voertuig parkeerden of mensen die direct richting de binnenstad liepen, dus mensen die daar met een doel kwamen. Ik zag namelijk dal de Seat Ibiza meerdere rondes over het parkeerterrein reed. Ik zag dat de personen om zich heen keken. Het leek er op dat de personen aan het 'verkennen' waren. De verdachten hielden wij aan, op basis van onze bevindingen ter plaatse op het parkeerterrein. Verbalisant [verbalisant 2] had sterke aanwijzingen dat deze personen de verdachten moesten zijn die voor het geld kwamen. Ook het gedrag van deze verdachten was niet normaal ten opzichte van de andere personen op het parkeerterrein.
Verdachte : [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 1998 te [geboorteplaats 2]
Verdachte : [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 1997 te [geboorteplaats 1]
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2021, dossierpagina’s 30-31, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 30 augustus 2021 heb ik een onderzoek ingesteld in een personenauto. De personenauto is betrokken geweest bij een oplichting waarbij [verdachte] en [medeverdachte] op heterdaad zijn aangehouden. Op de vloer bij de bijrijder trof ik een jack met de opdruk, zowel aan de voor als aan de achterzijde, PostNL aan. Deze jack heeft de kleuren blauw en oranje. Het is algemeen bekend dat dat de logo van PostNL is. Uit onderzoek is gebleken dat men middels WhatsApp contact met de aangever had.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2021, dossierpagina’s 62-64, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Na de aanhouding werd in de auto waarmee de genoemde verdachten zich bevonden, onderzocht. In het dasboardkastje werd een mobiele telefoon van het merk iPhone X voorzien van IMEI nummer [IMEI-nummer] aangetroffen en voor verder onderzoek in beslaggenomen. Hieruit bleek mij het volgende:
- De contactenlijst bestond uit 49709 telefoonnummers
- alle Whatsapp berichten begonnen, naar gelang de profielfoto van de ontvanger, met: Hey mam of hey Pap "ik heb een nieuwe telefoon. Sla je m’n nieuwe nummer even op." Uit deze gegevens bleek dat gedurende dag tot aan 15:33 uur de telefoon verschillende malen ontgrendeld en vergrendeld is geweest. Ook is de vliegtuigstand een aantal malen in- en uitgeschakeld. Voorts bleek onder "Log entries" het telefoonnummer [telefoonnummer] van [verdachte] voort te komen. Aangezien het anderhalf uur rijden met de auto vanuit Rotterdam naar Middelburg is en de verdachten al om 15:45 uur in Middelburg zijn gezien, lijkt het erop dat men onderweg de berichten heeft verstuurd.
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 september 2021, dossierpagina’s 137-142, voor zover inhoudende als verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] :
O = opmerking verbalisant(en)
V = vraag verbalisant(en)
A = antwoord verdachte
O: Je hebt gisteren verteld dat [verdachte] een tasje bij zich had toen je hem ophaalde en dat hij met dat tasje in de auto is gestapt.
A: In mijn beleving had hij een tasje bij zich.
O: We hebben je gisteren verteld dat er in de auto, in het dashboardkastje, een iPhone is aangetroffen. (…)
V: Wat is jouw reactie daarop?
A: Toen ik vertrok van mijn huis lag die telefoon er niet. Ik weet wat er in dat dasboardkastje ligt, o.a.. mijn oplaadkabel en een oud flesje medicijnen. Er lag geen telefoon.
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 september 2021, dossierpagina’s 86-87, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
V: vraag verbalisant
A: Antwoord getuige
V: Ik zou u graag een aantal vragen wilt stellen over de zaak waarin je broer [medeverdachte] verdachte is.
V: Wat voor auto heeft u?
A: Een Seat Leon, licht blauw van kleur. Het kenteken weet ik niet. Het kentekenbewijs heeft [medeverdachte] .
V: Gebruikt [medeverdachte] uw auto vaker?
A: Ja, hij werkt 5 dagen in de week. Hij gebruikt mijn auto als vervoersmiddel om op zijn werk te komen.
V: Wat kan u vertellen over de spullen in de auto?
A: Ik weet niet waar het over gaat. Er liggen geen spullen van mij in de auto.
V: In het dashboard kastje van de auto is een iPhone aangetroffen. Weet jij hier iets van?
A: Geen idee van wie deze is.
V: Ook is er een PostNL jas aangetroffen in de auto. Weet jij hier iets van af?
A: Een PostNL jas? Nee daar weer ik echt niet vanaf.
9.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 augustus 2021, dossierpagina’s 101-107, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
O: In de auto waarin jij zat is een jas aangetroffen van de Post NL.
V: Wat kan je daarover vertellen?
A: Die jas is van mij. Ik werkte bij Post NL een jaar geleden, vandaar die jas.
V: Welk telefoonnummer heb je?
A: [telefoonnummer]
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde poging tot oplichting. Daartoe is in de kern aangevoerd dat het niet de verdachte, maar iemand anders is geweest die aangever [benadeelde] probeerde op te lichten. De verdachte zou slechts hebben ingestemd met het verzoek van een kennis om voor die kennis op een parkeerplaats geld op te halen. Ter plaatse kreeg de verdachte echter het gevoel dat er iets niet klopte. Hij heeft daarom geen contact gehad met de persoon die hem het geld zou overhandigen en hij is niet uit de auto gestapt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is een poging tot misdrijf strafbaar wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.
Er is sprake van een begin van uitvoering indien de verrichte gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf (vgl. Hoge Raad 24 oktober 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6373/NJ 1979, 52 en Hoge Raad 8 september 1987, ECLI:NL:HR:1987:AC0501/NJ 1998, 612). De gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm op voltooiing zijn gericht, moeten wel uitvoeringshandelingen zijn die tot het plegen van het misdrijf behoren en in voldoende concrete mate gericht zijn op de voltooiing van het tenlastegelegde (vgl. Hoge Raad 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:575). De vraag of sprake is van zulke gedraging(en), laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Het komt aan op een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Algemene regels kunnen daarvoor niet worden gegeven. Uit eerdere rechtspraak kan echter wel worden afgeleid dat een belangrijke beoordelingsfactor is hoe dicht de vastgestelde gedraging(en) bij de voltooiing van het voorgenomen misdrijf lagen, bijvoorbeeld in tijd en/of plaats, en hoe concreet deze daarop waren gericht (vgl. HR 30 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:388 en 389).
Op basis van het procesdossier, alsmede het verhandelde ter terechtzitting, stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 29 augustus 2021 werd aangever [benadeelde] via WhatsApp benaderd door iemand die zich voordeed als zijn dochter. Diegene vroeg of aangever een bedrag van € 5.000,00 wilde overmaken via internetbankieren. Toen aangever te kennen gaf dat hij alleen contant kon betalen, stelde de onbekende persoon voor om het geld fysiek over te dragen. Aangever werd geïnstrueerd om het geld in een envelop te doen en op de envelop een betaalkenmerk te schrijven. Vervolgens zou aangever op een parkeerplaats in Middelburg het geld kunnen overhandigen aan een medewerker van PostNL, die ervoor zou zorgdragen dat het geld op de juiste plek terechtkwam. Op 30 augustus 2021 waren verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] aanwezig op de afgesproken parkeerplaats. Omstreeks 15.45 uur zagen zij een Seat Ibiza arriveren met daarin twee personen. Met de Seat werden meerdere rondjes over het parkeerterrein gereden en de Seat werd verschillende keren verplaatst. De inzittenden zouden verkennend om zich heen hebben gekeken. Toen de inzittenden uiteindelijk het parkeerterrein probeerden te verlaten, werden zij aangehouden door voormelde verbalisanten. De bestuurder werd geïdentificeerd als [medeverdachte] en de bijrijder als [verdachte] . Na de aanhouding van de verdachte en medeverdachte werd de Seat doorzocht. Op de vloer bij de verdachte werd een jas met de opdruk van PostNL aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat deze jas van hem is. Voorts werd in het dashboardkastje van de auto een iPhone X aangetroffen met een contactenlijst van 49.709 telefoonnummers. Ieder WhatsAppbericht begon met de tekst: “Hey mam, ik heb een nieuwe telefoon. Sla je m’n nieuwe nummer even op.” of “Hey pap, ik heb een nieuwe telefoon. Sla je m’n nieuwe nummer even op.”. Vastgesteld is dat de telefoon tot 30 augustus 2021, 15.33 uur, meerdere malen ontgrendeld en vergrendeld is geweest en dat het telefoonnummer van de verdachte in de telefoon werd aangetroffen onder ‘log entries’.
Gelet op de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot oplichting. De verdachte was immers op de afgesproken tijd aanwezig op de parkeerplaats en vertoonde daar volgens de dienstdoende verbalisanten opvallend en verkennend gedrag. Voorts werd in de auto waarin de verdachte zich bevond een telefoon met ruim 49.000 telefoonnummers aangetroffen, van waaruit berichten werden verstuurd met exact dezelfde tekst als die waarmee aangever [benadeelde] werd benaderd, te weten: “Hey pap, ik heb een nieuwe telefoon. Sla je m’n nieuwe nummer even op.”. Bovendien had de verdachte een jas van PostNL meegenomen in de auto, terwijl met aangever was afgesproken dat een medewerker van PostNL het geld zou aannemen. Voornoemde uitvoeringshandelingen zijn in voldoende concrete mate gericht op voltooiing van de tenlastegelegde oplichting, reden waarom de verdachte zich naar het oordeel van het hof schuldig heeft gemaakt aan poging tot oplichting.
Het hof acht de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij in opdracht van een kennis geld zou ophalen en niets wist van de poging tot oplichting, ongeloofwaardig. Aan dit oordeel ligt naast de inhoud van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen mede ten grondslag dat de verdachte wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard. Zo heeft de verdachte ten overstaan van de politie verklaard dat de jas van PostNL, die in de auto bij zijn voeteneinde werd aangetroffen, van hem is. De jas zou al langere tijd in de auto hebben geleden en daar door de verdachte zijn neergelegd voor het geval hij zou morsen. Ten overstaan van het hof verklaarde de verdachte echter dat de jas niet van hem was. Nadat de verdachte geconfronteerd werd met zijn verklaring ten overstaan van de politie, verklaarde hij dat de jas toch wel van hem was en dat hij deze moest meenemen van de kennis die hem de opdracht gaf om het geld op te halen.
Gelet op het voorgaande, in samenhang met het feit dat het procesdossier ook overigens geen blijk geeft van feiten of omstandigheden die de verklaring van de verdachte ondersteunen, schuift het hof de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

poging tot oplichting.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat er sprake is van vrijwillige terugtred aan de zijde van de verdachte, aangezien hij het gevoel kreeg dat iets niet klopte en om die reden niet op het parkeerterrein in Middelburg is uitgestapt, merkt het hof het volgende op.
Van vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr is sprake indien het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk. Met andere woorden; indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Het gaat bij toepassing van deze bepaling niet erom of de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat sprake is van een strafbare poging, maar of hij is teruggetreden voordat sprake is van een voltooid misdrijf. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten (vgl. HR 19 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ2169; HR 13 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6709; HR 3 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BF8844; HR 12 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN4351; HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9976).
Uit het procesdossier volgt dat verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] observeerden dat de verdachte tezamen met medeverdachte [medeverdachte] meerdere rondjes over het parkeerterrein reed en daarbij om zich heen keek, hetgeen de verbalisanten aanmerkten als verkennend gedrag. Naar het oordeel van het hof was de verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding rondrijdend op het parkeerterrein op zijn hoede en op zoek naar het contact dat het geld in een envelop fysiek zou overdragen aan een zogenoemde medewerker van PostNL. Verdachte is voorafgaand aan zijn aanhouding niet uitgestapt omdat hij geen contact zag dat kennelijk het geld wilde overdragen. Verdachte is kort daarop aangehouden door de politie. Dat de verdachte niet is uitgestapt en het parkeerterrein wilde verlaten omdat hij tot inkeer was gekomen, acht het hof gezien de omstandigheden van het geval niet aannemelijk geworden. Het beroep op vrijwillige terugtred wordt dan ook verworpen omdat verdachte niet zodanig is opgetreden dat dit optreden naar aard en tijdstip geschikt was de voltooiing van de oplichting te beletten. Naar het oordeel van het hof komt de verdachte dan ook geen geslaagd beroep toe op vrijwillige terugtred.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot oplichting, meer specifiek vriend-in-noodfraude. Met dit handelen heeft de verdachte zich kennelijk niet bekommerd over de potentiële financiële schade die aan de zijde van aangever zou zijn ontstaan en heeft hij slechts gehandeld uit eigen financieel gewin. Het hof weegt in strafverzwarende zin mee dat deze vorm van oplichting het vertrouwen ondermijnt dat familieleden en overige naasten in elkaar plegen te stellen, hetgeen leidt tot gevoelens van onveiligheid en wantrouwen. Zo heeft aangever [benadeelde] te kennen gegeven alle plezier in de omgang met sociale media te hebben verloren naar aanleiding van het bewezenverklaarde. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard. Daarnaast is in de auto waarin verdachte is aangehouden een iPhone aangetroffen met vele duizenden WhatsAppberichten waaruit kan worden opgemaakt dat op grote schaal is getracht mensen op te lichten. In deze iPhone is in een zogenoemde “log entry” het telefoonnummer aangetroffen van verdachte en tevens hebben de bestuurder van de auto en de eigenaar van de auto, de zus van medeverdachte [medeverdachte] , ontkend dat de iPhone van een van hen zou zijn. Op grond van het vorenstaande en het gegeven dat de iPhone kennelijk op de weg naar Middelburg is gebruikt, gaat het hof ervan uit dat deze iPhone in ieder geval in gebruik is geweest bij verdachte en leidt het hof tevens af dat de verdachte op veel grotere schaal heeft getracht mensen op te lichten. Het hof rekent dat de verdachte zwaar aan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 augustus 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte in 2020 is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit, te weten poging tot diefstal vergezeld van geweld gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte heeft in dit verband naar voren gebracht dat hij sinds kort bij zijn zus woont en weer wil gaan werken, bij voorkeur als verkoper. De verdachte ontvangt thans geen uitkering en leeft op kosten van zijn zus. Tot slot heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij veel heeft meegemaakt, waaronder detentie in Duitsland voor de duur van twee jaren en ziekte van zijn vader, maar zijn leven desondanks probeert te beteren.
Met betrekking tot het procesverloop in deze zaak overweegt het hof het navolgende.
Het hof heeft in aanmerking genomen dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte, langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bij de behandeling in hoger beroep met ruim negen maanden is overschreden, nu bij akte van 24 februari 2022 namens de verdachte hoger beroep is ingesteld en het hof bij arrest van heden, te weten 6 november 2024, einduitspraak doet. Van bijzondere omstandigheden die de overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen, is het hof niet gebleken. Het hof zal derhalve in het voordeel van verdachte de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep verdisconteren in de straftoemeting.
Naar het oordeel van het hof kan, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, het justitiële verleden van de verdachte en in verband met een juiste normhandhaving, evenwel niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die de onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, temeer nu de oplichting kennelijk in professioneel verband plaatsvond en de rol van de verdachte daarbij groter was dan hij wilde doen voorkomen. Bovendien is het hof van oordeel dat ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding geven om te komen tot een andere afdoening dan het opleggen van een vrijheidsstraf.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Met oplegging van deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof gaat met de oplegging van deze straf uit boven de eis van de advocaat-generaal, nu die eis naar het oordeel van het hof onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van het feit en de omstandigheden van het geval. Zonder overschrijding van de redelijke termijn zou het hof een straf voor de duur van zes maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, passend en geboden hebben geacht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. drs. A. Burgmeijer, griffier,
en op 6 november 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.