ECLI:NL:HR:2009:BF8844
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van arrest in verband met vrijwillige terugtred na poging tot doodslag door doorsnijden van remleiding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van poging tot doodslag door de remleiding van de auto van zijn schoonfamilie door te snijden. De feiten vonden plaats op 4 maart 2005, tegen de achtergrond van een familiekonflikt. De verdachte had, na een emotioneel gesprek met zijn echtgenote, besloten om naar de woning van zijn schoonfamilie te gaan. Daar schreef hij het woord 'DOOD' in de sneeuw voor hun deur en sneed hij de remleiding van hun auto door. Ruim een uur later waarschuwde hij de slachtoffers telefonisch dat ze niet met de auto moesten rijden, omdat hij de remleiding had doorgesneden.
Het Hof had het beroep op vrijwillige terugtred van de verdachte verworpen, omdat hij niet onmiddellijk had gehandeld na het realiseren van het gevaar van zijn daad. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had over de voorwaarden voor vrijwillige terugtred. De Hoge Raad benadrukte dat de verdachte weliswaar een handeling had verricht om het intreden van het gevolg te beletten, maar dat dit pas na een aanzienlijke tijd was gebeurd. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de beslissingen over de kwalificatie en strafbaarheid van het tenlastegelegde feit, en wees de zaak terug naar het Hof voor herbehandeling.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de nuance in de beoordeling van vrijwillige terugtred en de noodzaak om de concrete omstandigheden van het geval in ogenschouw te nemen. De Hoge Raad concludeerde dat de mogelijkheid dat de slachtoffers de auto zouden gebruiken in de tussenliggende tijd niet voldoende was om het beroep op vrijwillige terugtred te verwerpen.