ECLI:NL:GHSHE:2023:4335

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
20-000391-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarige door een volwassene die als vertrouwenspersoon fungeert

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De zaak betreft de verkrachting van een minderjarige, gepleegd door de verdachte, die als vertrouwenspersoon van het slachtoffer fungeerde. De verdachte heeft in de periode van 21 april 2022 tot en met 22 april 2022, na een avond met alcohol, seks gehad met het slachtoffer, terwijl zij dit niet wilde. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer, haar moeder en zus als consistent en betrouwbaar beoordeeld, en heeft geoordeeld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie van vertrouwen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en moet een schadevergoeding van €3.281,55 aan het slachtoffer betalen, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij integraal toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000391-23
Uitspraak : 18 december 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 31 januari 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-182702-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde. Voorts heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, primair zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd en subsidiair zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte subsidiair is tenlastegelegd. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met [slachtoffer] en haar familie en een locatieverbod voor waar het slachtoffer woont
(het hof begrijpt: voor de straat/laan waarin/-aan [slachtoffer] woonachtig is). Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Met betrekking tot de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te verklaren in de vordering.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 3 oktober 2020 tot en met 22 april 2022 in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, (althans een persoon) genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- als die [slachtoffer] sliep en/of in de nacht en/of in het donker naar de slaapkamer van die [slachtoffer] is gegaan en/of op de slaapkamer van die [slachtoffer] is gekomen en/of
- (dicht) naast en/of bij die [slachtoffer] in bed en/of op een matras is gaan en/of blijven liggen en/of
- (onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] is gegaan en/of
- (onverhoeds) de onderbroek van die [slachtoffer] omhoog heeft getrokken en/of
- (onverhoeds) zijn, verdachtes, vinger(s) heeft geduwd en/of gebracht in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- toen die [slachtoffer] tegen hem, verdachte, zei dat zij dat niet wilde, aan die [slachtoffer] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Doe maar chili, het kan gewoon.” en/of
- toen die [slachtoffer] hem, verdachte, wegduwde, (boos) aan die [slachtoffer] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Waarom doe je dat?” en/of
- de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- zijn, verdachtes, handen op/tegen de benen van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of gedaan en/of de benen van die [slachtoffer] omhoog en/of naar boven heeft geduwd en/of gedaan en/of
- (onverhoeds) de vagina van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- aan die [slachtoffer] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Vanavond gaan we een leuk avondje maken.” en/of “Laten we dat nu doen.” en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij alcoholhoudende drank moest drinken en/of die [slachtoffer] alcoholhoudende drank heeft laten drinken en/of alcoholhoudende drank aan die [slachtoffer] heeft gegeven en/of
- (dicht) naast en/of bij die [slachtoffer] op de bank is gaan en/of blijven zitten en/of (dicht) naar die [slachtoffer] toe is opgeschoven, terwijl zij in de hoek van de bank zat, en/of
- toen die [slachtoffer] zei dat zij het niet wilde, (onverhoeds) zijn, verdachtes, hand(en) onder de (boven)kleding en/of de bh en/of op een/de borst(en) van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- toen die [slachtoffer] opnieuw zei dat zij het niet wilde, die [slachtoffer] naar achteren en/of achterover (op de bank) heeft geduwd en/of
- de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer] (hardhandig) heeft uitgetrokken en/of naar beneden heeft gedaan en/of (hard) aan de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
- toen die [slachtoffer] zei dat zij dit niet wilde, aan die [slachtoffer] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Goh, doe normaal.” en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) op/tegen de benen van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of de benen van die [slachtoffer] naar boven en/of omhoog heeft geduwd en/of met zijn, verdachtes, handen op de benen van die [slachtoffer] is blijven duwen (zodat dezen omhoog bleven) en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij haar voeten op de bank moest houden en/of
- (hard en/of met kracht) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en/of
- (daarbij) (telkens) misbruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes, lichamelijke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer] (o.a. voortvloeiend uit het grote/aanzienlijke leeftijdsverschil en/of het grote/aanzienlijke verschil in lichaamsbouw en/of (levens)ontwikkeling tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer] ) en/of
- (daarbij) (telkens) misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, dat hij als goede vriend en/of goede bekende en/of vertrouweling van het gezin [slachtoffer] en/of van de vader van die [slachtoffer] , op die [slachtoffer] had,
waardoor verdachte (aldus) voor die [slachtoffer] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of die [slachtoffer] (telkens) in een situatie heeft gebracht, waarin zij zich niet of onvoldoende kon en/of durfde te verzetten tegen en/of te onttrekken aan het seksueel binnendringen van haar lichaam en/of daaraan geen of onvoldoende weerstand kon en/of durfde te bieden en/of (telkens) een zodanige situatie voor die [slachtoffer] heeft doen ontstaan dat zij dat seksueel binnendringen niet kon of wist te voorkomen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 3 oktober 2020 tot en met 22 april 2022 in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , door meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [slachtoffer] te kussen en/of
- zijn, verdachtes hand(en) onder de (boven)kleding en/of de bh en/of in de broek en/of de onderbroek van die [slachtoffer] te brengen en/of
- de borsten en/of de billen en/of de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer] aan te raken en/of te betasten en/of te strelen en/of te likken en/of over de borsten en/of de billen en/of de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer] te wrijven en/of
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) en/of tong te duwen en/of te brengen tussen de schaamlippen en/of in de vagina en/of in/op/tegen de anus en/of op/tegen/tussen de billen van die [slachtoffer] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 21 april 2022 tot en met 22 april 2022 in de gemeente Landgraaf door geweld en een andere feitelijkheid een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , bestaande dat geweld en een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte
- aan die [slachtoffer] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): “Vanavond gaan we een leuk avondje maken.” en/of “Laten we dat nu doen.” en
- en die [slachtoffer] alcoholhoudende drank heeft laten drinken en/of alcoholhoudende drank aan die [slachtoffer] heeft gegeven en
- (dicht) naast en/of bij die [slachtoffer] op de bank is gaan en/of blijven zitten en/of (dicht) naar die [slachtoffer] toe is opgeschoven, terwijl zij in de hoek van de bank zat, en
- toen die [slachtoffer] zei dat zij het niet wilde, onverhoeds zijn, verdachtes, hand(en) onder de (boven)kleding en de bh en op de borsten van die [slachtoffer] heeft gebracht en
- toen die [slachtoffer] opnieuw zei dat zij het niet wilde, die [slachtoffer] naar achteren (op de bank) heeft geduwd en
- de broek en de onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en
- met zijn, verdachtes, handen tegen de benen van die [slachtoffer] heeft geduwd en de benen van die [slachtoffer] naar boven en/of omhoog heeft geduwd en met zijn, verdachtes, handen op de benen van die [slachtoffer] is blijven duwen (zodat deze omhoog bleven) en
- (hard) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht,
waardoor verdachte (aldus) die [slachtoffer] in een situatie heeft gebracht, waarin zij zich niet of onvoldoende kon verzetten tegen en/of te onttrekken aan het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde einddossier van de politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche (LB), Afdeling Thematische Opsporing (LB), Team Zeden (LB), registratienummer PL2379-2022060002, sluitingsdatum 21 juli 2022, pagina 1 tot en met 164, nader te noemen: het politiedossier. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 april 2022 (pg. 8 t/m 16), voor zover inhoudende als
verklaring van aangeefster [aangever] namens [slachtoffer] :
Aangeefster: [aangever]
Zij deed aangifte namens het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] .
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord aangeefster
Ik ken [verdachte] al 23 jaar. Hij kent onze kinderen al vanaf ze in de pampers zaten. [betrokkene 1] , mijn man, kent [verdachte] al vanaf zijn 6e levensjaar, [betrokkene 1] is nu 41 jaar oud.
V: U heeft aangegeven aangifte te willen doen. Namens wie doet u aangifte?
A: Namens [slachtoffer] .
V: Wat is zij van u?
A: Mijn dochter, 17 jaar oud.
V: Zeg eens in uw eigen woorden waar u aangifte van doet?
A: [slachtoffer] heeft mij verteld dat ze misbruikt is om seks te hebben.
V: Tegen wie doet u aangifte?
A: [verdachte] .
V: Wanneer is [slachtoffer] misbruikt geworden om seks te hebben door [verdachte] ?
A: Dat was van 21 april 2022 op 22 april 2022.
V: Waar is het seksueel misbruik gebeurd?
A: Op [adres 2] . Dit is het huis van de moeder van [verdachte] .(---) Wij noemen haar [betrokkene 2] betekent moeder of oma.
A: 21 april 2022 in de middag is [slachtoffer] thuis weggelopen. Ze had namelijk ruzie met haar vriend [betrokkene 3] . Ze is op 21 april 2022 gevonden bij het afscheidshuis van opa. [slachtoffer] had via whatsapp laten weten dat ze daar was. [betrokkene 1] en [verdachte] zijn samen [slachtoffer] daar gaan ophalen.
[verdachte] , [betrokkene 1] en ik waren daarna thuis met [slachtoffer] . Toen heeft [verdachte] voorgesteld dat [slachtoffer] wel bij hem kon blijven zodat ze kon afschakelen. [betrokkene 1] en ik dachten toen dat het een goed idee was.
A: Die vrijdag 22 april 2022 gingen we bij [verdachte] thuis BBQ'en. Ik heb achteraf gehoord, van mijn oudste dochter [getuige] , dat [slachtoffer] met [getuige] is meegegaan. Ze heeft in de auto aan [getuige] het hele verhaal verteld wat er is gebeurd tussen haar en [verdachte] .
V: Weet hij dat zij een achterstand heeft?
A: Hij weet dat zij op speciaal onderwijs heeft gezeten.
V: U komt vandaag aangifte doen van seksueel misbruik van [slachtoffer] gepleegd door [verdachte] .
A: [betrokkene 1] zei dat [slachtoffer] verkracht was door [verdachte] van donderdag op vrijdagnacht (
het hof begrijpt: de nacht van 21 april 2022 op 22 april 2022).
V: En toen?
A: [slachtoffer] kwam net binnen. We keken elkaar aan, ik heb haar geknuffeld. Toen ik
haar in de armen pakte, begon zij te huilen.
V: Wat heb jij later na gehoord wat er gebeurd zou zijn tussen [slachtoffer] en [verdachte] ?
A: Dat [verdachte] [slachtoffer] de hele tijd vroeg of ze cola wou. [verdachte] liep dan naar de keuken en pakte dan een nieuwe cola. Die cola werd steeds lichter van kleur. [slachtoffer] had het gevoel dat [verdachte] haar wilde volduwen met alcohol zodat zij gewilliger zou worden om seks met hem te hebben.
V: Seks?
A: Ja, op de bank in de woonkamer van [betrokkene 2]
V: Van wie heb jij dit gehoord?
A: Van [slachtoffer] in het ziekenhuis.
V: Toen zij dit vertelde in die wachtkamer hoe waren toen haar emoties?
A: Ze keek echt heel verdrietig. Alsof er een last op haar lag.
A: Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 23 mei 2022 (pg. 18 t/m 37), voor zover inhoudende als
weergave van het verhoor van slachtoffer [slachtoffer] :
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord slachtoffer
O: Opmerking verbalisant
V: Waarover kom jij met ons praten?
A: Over dat ik .... tja iemand mij heeft verkracht.
A: Die avond van 21 of 22 april 2022, dat was de avond dat hij het deed. We gingen toen naar zijn huis. Ik wilde niet naar zijn huis maar mijn moeder vond dat goed voor mij, als afleiding, dat ik met hem mee ging. Toen ik daar kwam bij hem thuis was het 00:30 uur in de nacht. We hebben wat gegeten en naderhand ben ik op de bank gaat zitten en hij zat rechts van me. Hij begon zo van: “doe maar Chill, het kan gewoon”. Dus toen zat ik op de bank en 10 minuten later zat hij aan me en begon mijn broek uit te trekken. Toen begon hij te vingeren. Hij had me die avond de hele avond proberen te zoenen. Hij heeft toen ook met zijn piemel in me gezeten. Hij is daarna gaan douchen en ik heb moeten overgegeven. De dag erna vroeg hij mijn ouders om te komen barbecueën. Ik ben daarna met mijn zus mee naar huis gegaan. Ik heb het die avond tegen mijn zus verteld.
V: Je hebt het de hele tijd over “hij”. Wie is hij?
A: [verdachte] .
V: Waar woont [verdachte] ?
A: Hij verblijft bij zijn moeder
V: Waar woont zijn moeder?
A: [adres 2] .
V: Je hebt verteld over aanraken. Waar deed hij aanraken?
A: Aan mijn borsten.
V: Waar was dat?
A: Bij zijn moeder thuis.
V: Dan wil ik graag dat je me alles verteld over de nacht van 21-22 april. Vertel
daar eens alles over?
A: Toen ik samen met [verdachte] naar huis liep zei hij iets tegen me wat ik niet wilde. Hij zei: “Vanavond gaan we een leuk avondje maken”. Ik zei tegen hem: “dat wil ik niet”. Toen kwamen we bij hem thuis. Ik ging op de bank zitten. We hadden een pizza in de oven gedaan. Die hebben we niet opgegeten want hij bleef maar zeggen: “Laten we dat nu doen”. Ik zei “nee”. [verdachte] gaf mij cola en ik proefde pas bij het derde glas dat er alcohol in zat. Het derde glas was heel licht en ik proefde de alcohol goed. Ik zei tegen hem dat ik niets meer hoefde te drinken en toen begon hij met aanraken. Ik was niet dronken want ik weet alles nog goed. Ik zat op de bank en hij zat daar ook.
V: En toen?
A: Hij begon een stukje naar mij op te schuiven. Ik zat in de hoek. Ik wist op dat
moment wat hij wilde doen. Ik zei tegen hem: “Ik weet wat je wil gaan doen maar dat wil ik niet”.
V: En toen?
A: Nadat ik duidelijk had aangegeven dat ik het niet wilde ging hij onder mijn kleren aan mijn borsten zitten. Hij ging onder mijn bh door aan mijn borsten zitten en hij gaf kusjes in de nek. Ik zei dat ik dat niet wilde. Hij duwde mij naar achteren. Hij deed mijn broek en onderbroek uit.
V: Hoe kon hij je broek en onderbroek uittrekken?
A: Hij duwde me naar achteren en hij trok hard mijn broek uit.
V: Toen hij je broek omlaag trok. Zei hij toen iets?
A: Ja. Hij zei: ‘goh doe normaal’. Ik zei dat ik dit niet wilde. Ik voelde me onder druk. Hij duwde tegen mijn benen. Ik lag zo en hij duwde me. Hij duwde mijn benen naar boven.
V: En toen?
A: Hij kwam naar me toe en hield mijn benen tegen. Zijn handen duwde op mijn benen zodat ze zo bleven.
O: We zien dat je met je handen op je boven benen duwt.
A: Toen deed hij zijn broek uit en deed zijn piemel in mijn vagina.
V: En toen?
A: Die moest ik zou
(het hof begrijpt: zo)houden van hem, dat zei hij tegen mij. Hij deed zijn broek uit tot zijn knieën. Hij kwam naar mij toe en duwde zijn piemel in mijn vagina.
V: Zei jij iets toen hij met zijn piemel in je vagina ging?
A: Nee, ik durfde niets te zeggen.
V: Want?
A: Dat durfde ik niet. Ik weet het niet. Ik dacht misschien dat hij boos werd.
V: Hoe voelde je dat?
A: Hij duwde hard zijn piemel in me en ik voelde druk zeg maar.
V: Is er een condoom gebruikt?
A: Nee.
V: Hoe lang ben jij?
A: Best wel klein. Ik denk 1.56 meter groot, denk ik.
V: En [verdachte] ?
A: Best lang. Een kop groter dan u.
V: Jij bent best slank en smal en [verdachte] ?
A: Hij is best breed. Ik ben heel dun vind ik.
V: [verdachte] is een vriend van je vader. Wat betekende [verdachte] voor je?
A: Hij is als een oom voor me. Ik ken hem als sinds ik een baby ben.
A: Mijn iq is 60-64.
V: Tegen wie heb jij als allereerst verteld wat jou is overkomen?
A: Mijn zus [getuige]
(het hof begrijpt : [getuige] ).
3.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 22 juni 2022 (pg. 41 t/m 49), voor zover inhoudende als
weergave van het verhoor van getuige [getuige] :
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord getuige
V: Wat kan jij vertellen over wat er met [slachtoffer] is gebeurd?
A: We waren bij een barbecue bij [verdachte] thuis
.Rond 23.00 uur zijn mijn ouders samen met [betrokkene 4] en [betrokkene 5] naar huis gegaan. Mijn broertje [betrokkene 4] , mijn zusje [slachtoffer] en mijn vriend [betrokkene 6] bleven nog bij [verdachte] . Toen zat ik binnen met [slachtoffer] en toen gedroeg zij zich raar. Ik vroeg wat er aan de hand was. Toen zei ze (
het hof begrijpt: het slachtoffer [slachtoffer]) tegen mij dat ik het niet zou geloven als zij zou zeggen wat er gebeurd was. En toen ben ik blijven vragen wat er was. Toen heeft ze gezegd dat [verdachte] haar aan had geraakt en had verkracht. Toen heb ik aan [betrokkene 6] gevraagd of we naar huis gingen. Toen we thuis kwamen heb ik het aan mijn vriend verteld, samen met [slachtoffer] .
V: Wanneer was de barbecue?
A: Dat was 22 april 2022.
V: Waar was de barbecue?
A: Bij de moeder van [verdachte] thuis, waar hij woont.
V: Welk adres?
A: [adres 2] .
V: Wat bedoelde je net met dat [slachtoffer] zich raar gedroeg?
A: Zij gedroeg zich terug getrokken, normaal is ze heel druk en praat ze veel. Ik
hoorde dat [verdachte] [slachtoffer] een paar keer heeft gevraagd of zij bleef slapen. [verdachte]
vroeg dat wel een keer of 8. En ik hoorde dat [slachtoffer] de hele tijd tegen mij zei dat ze met mij naar huis wilde en niet bij [verdachte] wilde blijven slapen.
V: Wat gebeurde er toen verder, toen jouw ouders en broertjes weggingen?
A: [slachtoffer] en ik gingen naar binnen. [betrokkene 6] en [verdachte] waren achterom, buiten. Toen ik met [slachtoffer] naar binnen ging, kwam [verdachte] ook naar binnen en vroeg aan [slachtoffer] of ze bleef slapen. Hij pakte de deken en kussen van de tafel af en legde die op de bank. Op dat moment merkte ik aan [slachtoffer] dat ze echt ergens mee zat. Ik zag dat aan haar.
V: Wat zei [slachtoffer] toen [verdachte] dat aan [slachtoffer] vroeg?
A: Ze zei dat ze dat niet wilde. Ik vond dat raar want normaal wil ze dat wel.
V: Je zei dat je wat merkte aan [slachtoffer] , wat zag je?
A: De uitstraling en de blik. Ze keek naar onderen.
V: En toen?
A: Ik zag dat ze begon te huilen. Ik vroeg aan haar of er hier iets is gebeurd bij [verdachte] thuis? [slachtoffer] zei: “Ja, maar ik kan het je nu hier niet vertellen”. Toen vroeg ik aan haar of [verdachte] haar had aangeraakt. Ik zag dat ze bleef huilen. Daarna heb ik nog 3 keer gevraagd wat er was. Bij de derde keer heeft ze het gezegd.
V: En bij de derde keer, toen jij aan haar vroeg wat er was?
A: Bij de derde keer zei ze tegen mij dat [verdachte] haar had aangeraakt en haar verkracht had.
V: Toen [slachtoffer] aan jou vertelde dat [verdachte] haar aangeraakt en verkracht had, wat zag je aan haar?
A: Verdriet en teleurstelling. Ze leek wel 'op'. Ik weet het niet, het leek wel alsof
ze heel erg geschrokken was. Ze werd helemaal bleek. Ze bleef aan het huilen. Toen we in de auto zaten was ze nog steeds aan het huilen.
V: Hoe ging de autorit?
A: Ik zat met [slachtoffer] samen achterin omdat ik het zielig vond. Zij was aan hét huilen en ik heb haar geknuffeld.
V: Weet jij hoe de aanrakingen en de verkrachting heeft plaatsgevonden?
A: Ze heeft alleen tegen mij gezegd dat ze denkt dat [verdachte] iets in haar drinken had gegooid omdat ze ook ineens duizelig was. Ze had cola en [verdachte] was de hele tijd
nieuw drinken aan het pakken in de keuken. Bij het laatste drankje merkte ze dat er
iets niet goed was met het drinken. Ze vertelde me dat dit de dag vóór de barbecue
was geweest.
V: Dat was dan 21 april 2022?
A: Ja, ze was daar blijven slapen bij [verdachte] . [verdachte] was een soort oom.
V: De dag na de barbecue, toen jullie wakker werden. Hoe was [slachtoffer] er aan toe?
A: Ze had hele erge ‘huil ogen’.
V: Wat is [slachtoffer] voor een meisje/vrouw?
A: [slachtoffer] heeft een achterstand. Zij is bijna 18, maar geestelijk is zij 15 of 16.
4.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 4 december 2023, voor zover inhoudende:
Er heeft seks plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en mij in de nacht van 21 april 2022 op 22 april 2022. Haar vriend [betrokkene 3] was een paar jaar ouder dan [slachtoffer] . Een jaar of 19 was hij. [slachtoffer] had die dag ruzie met haar vriend. Ik heb die avond van 21 april 2022 nog naar [betrokkene 3] gebeld om haar te helpen met de relatie. Zij wou dat die relatie weer hersteld werd en heeft mij gevraagd om hem te bellen. Hij had haar namelijk geblokkeerd. Ik heb bij mij thuis misschien haar glas wel ingeschonken met wodka/energiedrank.
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de terechtzitting van de rechtbank Limburg d.d. 17 januari 2023, voor zover in houdende als verklaring van de verdachte:
De verdachte verklaart dat [slachtoffer] ruzie met haar vriend [betrokkene 3] had. Ze was daarbij van huis weggelopen. De moeder van verdachte was op dat moment in Turkije. [slachtoffer] is, met goedvinden van haar ouders, met de verdachte mee naar huis gegaan. De verdachte verklaart dat zij daar (nog meer) alcohol hebben gedronken. [slachtoffer] was verdrietig over de ruzie met [betrokkene 3] . De verdachte geeft aan dat ze die avond seks hebben gehad. De verdachte geeft aan dat hij is klaargekomen.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat het hof de verdachte dient vrij te spreken van het aan hem primair tenlastegelegde. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent en onbetrouwbaar zijn en dat enkel uit haar verklaringen volgt dat dwang zou zijn gebruikt in de nacht van 21 april 2022 op 22 april 2022. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat in het dossier geen steunbewijs voorhanden is. Tot slot heeft de raadsvrouw bepleit dat geen sprake is van misbruik van overwicht als volwassene en vertrouwenspersoon.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is eerst, met de rechtbank, van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde handelingen voor zover deze zien op de periode voorafgaand aan de avond van 21 april 2022 op 22 april 2022, nu daarvoor de wettige bewijsmiddelen ontbreken
Het hof leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 21 april 2022 heeft het slachtoffer [slachtoffer] ruzie met haar vriendje en zij loopt van huis weg. Later op die dag wordt bekend waar zij is, wordt zij opgehaald en besloten wordt door haar ouders dat zij de avond/nacht door zal brengen bij de verdachte zodat zij kan ‘afschakelen’. Die bewuste avond (van 21 april 2022 op 22 april 2022) hebben de verdachte en het slachtoffer seks met elkaar. Het slachtoffer verklaart – kort gezegd – dat zij verkracht is door de verdachte, terwijl de verdachte verklaart dat zij wel seks hebben gehad, maar dat hij het slachtoffer daartoe niet gedwongen heeft.
Het hof ziet zich op grond van voorgaande feiten voor de vraag gesteld of in de onderhavig zaak aan de hand van bewijsmiddelen, houdende redengevende feiten en omstandigheden, het wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] . Daartoe wijst het hof op het volgende.
Vooropgesteld moet worden dat op grond van bestendige jurisprudentie het aan de feitenrechter is voorbehouden om tot het bewijs te bezigen wat deze uit een oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en datgene terzijde te stellen wat deze voor het bewijs van geen waarde acht. Bij de beoordeling van het beschikbare bewijsmateriaal kan de feitenrechter betekenis toekennen aan onder meer de onderlinge samenhang van dit bewijsmateriaal en de mate waarin bewijsmateriaal steun vindt in ander bewijsmateriaal (vgl. o.a. HR 4 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:498).
Het primair tenlastegelegde is toegesneden op artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (in samenhang bezien met artikel 248 van het Wetboek van Strafrecht) en daarom moet worden aangenomen dat de in de tenlastelegging voorkomende woorden ‘door geweld of een andere feitelijkheid (…) heeft gedwongen’ zijn gebruikt in de betekenis die die woorden hebben in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Het begrip ‘geweld’ wordt ruim uitgelegd waarbij de intensiteit en de gerichtheid van het geweld zodanig dient te zijn dat het slachtoffer wordt gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Ook het begrip ‘feitelijkheid’ wordt ruim uitgelegd waarbij gedacht kan worden aan het door de verdachte onder andere het aanwenden van gezag of overwicht, het uitoefenen van een zodanige psychische druk of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie brengen, dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen de betreffende handelingen van de verdachte heeft kunnen verzetten.
Vooropgesteld moet worden dat de grens tussen ‘geweld’ en ‘een andere feitelijkheid’, in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, niet steeds scherp zal kunnen worden getrokken, zodat die afgrenzing in voorkomende gevallen mede zal afhangen van de aan de feitenrechter voorbehouden weging en waardering van de omstandigheden van het geval.
Ten slotte dient er in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht sprake te zijn van ‘dwingen’ in die zin dat het geweld en/of de andere feitelijkheden voor degene die eraan blootstaat, leidt tot het ondergaan van wat zij of hij zonder dat geweld of die feitelijkheden niet zou hebben laten gebeuren. Van ‘dwingen’ kan ook sprake zijn als het slachtoffer zich door het onverhoedse (in betekenis van onverwachte) van het handelen van de verdachte daartegen niet heeft kunnen verzetten of in het geval dat nadat de seksuele handelingen aanvankelijk zonder dwang zijn aangevangen, het slachtoffer door geweld of een andere feitelijkheid wordt gedwongen tot voortzetting daarvan. Ten slotte is slechts aan ‘dwingen’ voldaan indien het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte – dat in ‘dwingen’ besloten ligt – mede omvat dat de verdachte het slachtoffer handelingen, die bestaan of mede bestaan uit seksueel binnendringen, doet ondergaan tegen zijn of haar wil. Of die dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval (vgl. o.a. HR 3 november 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC9311/NJ 1999, 125; HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494; HR 15 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:842 en HR 14 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:865).
In de onderhavige strafzaak komt het hof op grond van de verklaringen van aangeefster, de verklaringen van de moeder en zus van aangeefster en de verklaring van de verdachte zelf tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
In beginsel staan de verklaringen van aangeefster en die van de verdachte voor zover het gaat om de ‘vrijwilligheid’ van de seks, haaks op elkaar. Daarbij geldt dat volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft echter betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Deze bepaling beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval (vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452; HR 27 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:946 en HR 5 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1152).
De uitleg van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering betekent dat steunbewijs niet specifiek betrekking hoeft te hebben op de tenlastegelegde gedragingen (vgl. o.a. HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717). Het is voldoende wanneer de verklaring van de getuige (aangeefster/-gever) op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daarbij komt dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan (vgl. HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094/NJ 2010, 512).
Het hof heeft geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster te twijfelen. Haar verklaringen zijn voldoende duidelijk, op hoofdlijnen eenduidig en consistent en worden bovendien ondersteund door de verklaringen van haar moeder, haar zus en de verdachte zelf. Zo verklaart de moeder van het slachtoffer, [aangever] , dat zij van het slachtoffer heeft gehoord dat zij seks heeft gehad met de verdachte en dat het slachtoffer heel verdrietig keek toen ze dit vertelde. De zus van het slachtoffer, [getuige] , heeft verklaard dat het slachtoffer zich raar gedroeg en moest huilen en dat zij toen, na lang aandringen, heeft gezegd dat zij is verkracht door de verdachte. Het hof merkt hierbij tevens op dat de verdachte eerder heeft verklaard ‘out’ te zijn geweest ten tijde van het tenlastegelegde, zodat hij enige tijd niet of minder bewust heeft waargenomen. Die verklaring, daargelaten wat er verder precies onder ‘out gaan’ moet worden verstaan, laat zich niet goed rijmen met zijn latere verklaring waarin hij stellig aangeeft dat geen sprake is geweest van dwingen, maar ‘slechts’ van vrijwillige seks, hetgeen zou duiden op volledige bewustheid van het gebeurde. Het hof zal dan ook uitgaan van de lezing van de feiten zoals opgenomen in de verklaringen van het slachtoffer.
Naar het oordeel van het hof is gelet op het vorenoverwogene in dit geval voldaan aan het wettelijk bewijsminimum. Het hof heeft uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen ook de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals bewezenverklaard.
Het hof overweegt in het bijzonder nog dat wel degelijk sprake was van overwicht door de verdachte als volwassene en vertrouwenspersoon. De verdachte was namelijk een huisvriend van het gezin van het slachtoffer en de verdachte kwam daar sinds haar geboorte regelmatig ‘over de vloer’. Het slachtoffer zag de verdachte als een oom, zo verklaart zij zelf bij de politie. Het slachtoffer ging in de avond van 21 april 2022, nadat zij eerder die dag van huis was weggelopen en ruzie had met haar vriendje, zelfs juist met de verdachte mee naar huis omdat haar ouders het een goed idee vonden dat zij bij hem kon ‘afschakelen’ van de hectiek die er op dat moment speelde in haar leven. Verdachte heeft bij de rechtbank daarover verklaard dat zij, met goedvinden van haar ouders, met hem mee naar huis is gegaan. Naar het oordeel van het hof was het slachtoffer daarmee ten tijde van het bewezenverklaarde aan de waakzaamheid van de verdachte toevertrouwd.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Nu de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld, behoeven de verweren gevoerd ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde geen bespreking meer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst van het bewezenverklaarde
Ten aanzien van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, daaronder begrepen de gevolgen van het bewezenverklaarde voor het slachtoffer [slachtoffer] , overweegt het hof het volgende.
Ten laste van de verdachte is – kort gezegd – bewezenverklaard dat hij zich in de periode van 21 april 2022 tot en met 22 april 2022 schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] . Door dit feit te plegen heeft de verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat het feit heeft plaatsgevonden in de woning van de moeder van de verdachte, die op dat moment niet thuis was en naar verdachte wist ook niet thuis zou komen, waar de verdachte verbleef, het slachtoffer regelmatig kwam en waar het slachtoffer naar toe was gekomen om tot rust te komen, maakt de impact voor haar des te groter. Daarbij komt dat het slachtoffer ten tijde van het feit minderjarig was en dat zij zich bij de verdachte, als huisvriend van het gezin, veilig zou moeten kunnen voelen. Dit alles heeft de verdachte er niet van weerhouden om zich hieraan schuldig te maken. Dit terwijl verdachte als geen ander wist dat zij ruzie had met haar vriendje, en het met dat vriendje goed wilde maken. Hieruit blijkt dat het slachtoffer interesse had in haar vriendje, die slechts een paar jaar ouder was dan het slachtoffer en niet in deze 40 jarige verdachte, die 23 jaar ouder was dan zij. Dit is ook door [slachtoffer] in het informatief gesprek zeden benoemd, nu zij daarin heeft verklaard
(hof: politiedossier pag. 6): “ Ze vindt het niet normaal dat zo'n oude man aan jonge meisjes zit”. De verdachte heeft zich tijdens de verkrachting geen enkele rekenschap gegeven van de belangen van [slachtoffer] en heeft zich slechts bekommerd om de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen, maar is blijven volhouden dat het initiatief tot de seks van het slachtoffer is uitgegaan en zij ineens boven op hem zat. De verdachte heeft met zijn handelen het leven van het slachtoffer blijvend beïnvloed. Het behoeft geen betoog dat dergelijk handelen in zijn algemeenheid zeer nadelige gevolgen kan hebben, in de zin van psychische, emotionele en lichamelijke schade bij slachtoffers en zeker bij jeugdigen die dit overkomt. Zij kunnen hierdoor ernstig worden geschaad. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de slachtofferverklaring die namens [slachtoffer] door haar moeder is voorgedragen ter terechtzitting in hoger beroep. In deze verklaring heeft [slachtoffer] op haar eigen wijze duidelijk uitgelegd hoe ernstig de (geestelijke) gevolgen van het handelen van de verdachte voor haar zijn. De verdachte heeft haar haar veilige omgeving afgenomen en zij durft nog steeds niet alleen over straat. Ook heeft zij uitgelegd dat zij zich vies en niet geloofd voelde in het ziekenhuis op 23 april 2022. Tot slot heeft zij verklaard dat zij, en haar familie, door een hel zijn gegaan omdat zij, als slachtoffer, als leugenaar gezien werd nadat de verdachte was vrijgesproken in eerste aanleg.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Deze oriëntatiepunten gaan bij verkrachting met een beperkte mate van dwang - naar het oordeel van het hof in dit geval het meest passende uitgangspunt - uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Ten opzichte van dit oriëntatiepunt is naar het oordeel van het hof strafverzwarend dat het slachtoffer minderjarig was en aan de waakzaamheid van de verdachte, een vriend van het gezin van het slachtoffer, was toevertrouwd.
Bij het bepalen van de strafmaat dient het hof ook rekening te houden met de persoon van de verdachte en diens persoonlijke omstandigheden. Ten aanzien hiervan overweegt het hof het volgende.
Het hof heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies d.d. 11 januari 2023. In dat rapport is opgenomen dat het risico op recidive, het risico op letselschade en het risico op onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als laag. Geadviseerd is bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Wel wordt geadviseerd het reeds ingezette contact- en locatieverbod te blijven handhaven.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële documentatie, d.d. 12 oktober 2023, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, doch niet ter zake van soortgelijke feiten.
Tot slot heeft het hof bij de straftoemeting gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof is door de verdachte naar voren gebracht dat hij kinderen heeft bij drie verschillende vrouwen, waar hij nog goed contact mee heeft, hij kort geleden een B.V. heeft opgericht die zich richt op het renoveren van caravans en bezig is een betalingsregeling te treffen voor zijn schuld bij de belastingdienst. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat de vriendschap met de ouders van het slachtoffer over is en dat hij het broertje van het slachtoffer geen voetbaltraining meer geeft. Hij heeft daarnaast verklaard dat hij geen contact meer met het slachtoffer of haar familie heeft of heeft gehad.
Al het vorenstaande afwegende is het hof van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, passend is bij de persoon van de verdachte en de ernst van en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen grond om een locatie- en of een contactverbod op te leggen, nu niet is gebleken dat de verdachte nog contact heeft of heeft geprobeerd te zoeken met het slachtoffer en/of haar familie en naar de inschatting van het hof de kans dat de verdachte dit in de toekomst wel zal doen als gering valt in te schatten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingesteld, te vermeerderen met de wettelijke rente en heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Deze vordering bedraagt, na aanpassing in eerste aanleg en nadere invulling in hoger beroep, € 13.000,40 en is opgebouwd uit de navolgende posten:
Benzinekosten / Reiskosten ad € 154,44;
Eigen risico 2022 ad € 33,92;
Kleding ad € 50,00;
Toekomstige kosten ad € 762,04;
Immateriële schade ad € 12.000,00.
De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, zodat de vordering aan het oordeel van het hof is onderworpen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering integraal zal toewijzen.
De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van de post benzinekosten / reiskosten
De post benzinekosten / reiskosten bedraagt in totaal € 154,44 en is als volgt opgebouwd:
Politie ad € 6,24;
Koraal ad € 117,30;
GGD ad € 13,14;
Forensisch onderzoek ad € 17,58.
Het hof gaat bij de berekening van de gevorderde reiskosten uit van € 0,28 per kilometer, zijnde het forfaitaire bedrag voor reiskosten zoals vastgelegd krachtens de Wet Tarieven in Strafzaken.
De reiskosten die zien op het bezoeken van het politiebureau voor het doen van aangifte/het afleggen van een verklaring en/of het voeren van een informatief gesprek komen volgens vaste rechtspraak niet voor vergoeding in aanmerking.
Van de gevorderde reiskosten voor behandeling door Koraal is (12 x 29 x € 0,28 en 43 x € 0,28) € 109,48 voor toewijzing vatbaar.
Van de gevorderde reiskosten voor onderzoek bij de GGD is (3 x 14,6 x € 0,28) € 12,26 voor toewijzing vatbaar.
Van de gevorderde reiskosten voor forensisch onderzoek is (58,6 x € 0,28) € 16,41 voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande komt in totaal € 138,15 aan benzinekosten / reiskosten als schade die rechtstreeks het gevolg is van het bewezenverklaarde voor vergoeding in aanmerking. Het hof zal deze post dan ook tot dit bedrag toewijzen.
Ten aanzien van de post eigen risico 2022
Het hof is van oordeel dat deze kostenpost rechtstreekse materiële schade betreft, geleden door het strafbare feit, die voor vergoeding in aanmerking komt. Derhalve zal van deze post het totaal gevorderde bedrag van € 33,92 worden toegewezen.
Ten aanzien van de post toekomstige kosten
De post toekomstige kosten bedraagt in totaal € 154,44 en is als volgt opgebouwd:
Extra reiskosten behandeling ad € 52,20;
Reiskosten zitting ad € 73,20;
Parkeerkosten ad € 12,44;
Eigen risico 2023 ad € 385,00;
Kosten begeleiding vanuit WMO ad € 239,20.
Het hof gaat bij de berekening van de gevorderde reiskosten uit van € 0,28 per kilometer, zijnde het forfaitaire bedrag voor reiskosten zoals vastgesteld krachtens de Wet Tarieven in Strafzaken.
Van de gevorderde extra reiskosten behandeling is (6 x 29 x € 0,28) € 48,72 voor toewijzing vatbaar.
Van de gevorderde reiskosten voor de zitting in hoger beroep is (244 x € 0,28) € 68,32 voor toewijzing vatbaar.
Het hof is van oordeel dat de onderdelen parkeerkosten en eigen risico 2023 rechtstreekse materiële schade betreffen, geleden door het strafbare feit, die geheel voor vergoeding in aanmerking komen.
Het hof is tot slot van oordeel dat het onderdeel kosten begeleiding vanuit WMO toewijsbaar is tot een bedrag van (5 x € 19,00) € 95,00. Het hof is van oordeel dat van het overige gevorderde van dit onderdeel, te weten een bedrag van (7 x € 20,60) € 144,20, onvoldoende zeker is of deze kosten daadwerkelijk gemaakt zullen worden, zodat dit deel van de vordering niet toewijsbaar is.
Gelet op het vorenstaande komt in totaal € 609,48 aan toekomstige schade, welke kosten inmiddels eind 2023 ook zijn gemaakt, als schade die rechtstreeks het gevolg is van het bewezenverklaarde voor vergoeding in aanmerking. Het hof zal deze post dan ook tot dit bedrag toewijzen.
Ten aanzien van de post immateriële schade
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, zoals is gebleken uit de gegeven onderbouwing waaruit onder meer volgt dat de benadeelde partij psychische en lichamelijke schade heeft geleden en zich onder behandeling heeft moeten stellen van onder andere Koraal en de GGD, alsmede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof de immateriële schade die de benadeelde partij rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit heeft geleden op € 2.500,00.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding kan worden toegewezen tot een bedrag van € 3.281,55 (bestaande uit € 138,15 aan ‘benzinekosten / reiskosten’, € 33,92 aan ‘eigen risico 2022’, € 609,48 aan ‘toekomstige kosten’ (die inmiddels eind 2023 ook zijn gemaakt), zijnde in totaal € 781,55 aan materiële schade, alsmede € 2.500,00 aan immateriële schade). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
De benadeelde partij zal in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2022, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is ten aanzien van het niet toegewezen gedeelte van de vordering van oordeel dat de vordering in zoverre onvoldoende is onderbouwd. Nu nader onderzoek een vertraging zou betekenen van de afdoening van de strafzaak en zulks naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, zal het hof de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van het restant van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 3.281,55. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.281,55 (drieduizend tweehonderdeenentachtig euro en vijfenvijftig cent), bestaande uit € 781,55 (zevenhonderdeenentachtig euro en vijfenvijftig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.281,55 (drieduizend tweehonderdeenentachtig euro en vijfenvijftig cent), bestaande uit € 781,55 (zevenhonderdeenentachtig euro en vijfenvijftig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 42 (tweeënveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 22 april 2022.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Dibbits, griffier,
en op 18 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.