Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
4 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 24 april 2018. De zaak betreft de aanwezigheid van cocaïne in een woning en de voorbereidingshandelingen met betrekking tot de bewerking van cocaïne door de bewoner/huurder van die woning. In eerste aanleg werd de verdachte vrijgesproken, maar in cassatie werden er bewijsklachten ingediend, evenals een alternatief scenario over de wetenschap van de verdachte met betrekking tot de aangetroffen cocaïne.
De Hoge Raad benadrukt dat de feitenrechter beslist welke bewijsmaterialen betrouwbaar en bruikbaar zijn en dat deze beslissingen niet gemotiveerd hoeven te worden, behalve in bijzondere gevallen. De beoordeling van het bewijsmateriaal kan ook rekening houden met de onderlinge samenhang en de steun van het bewijs in andere bewijsmaterialen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de conclusies van de feitenrechter begrijpelijk zijn en dat het cassatiemiddel faalt.
Echter, het tweede cassatiemiddel, dat betrekking heeft op de redelijke termijn van de procedure, werd gegrond verklaard. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van negen maanden naar acht maanden en twee weken, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde straf, en het beroep voor het overige verworpen.