Uitspraak
GERECHTSHOF ’S-HERTOGENBOSCH
Uitspraak van 7 november 2023
[X] te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Feiten
In aanmerking nemende:
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2013. De inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 107.077 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 16.495, alsook een verzuimboete van € 226. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar de boetebeschikking verminderd naar € 192. Belanghebbende heeft in hoger beroep aangevoerd dat de geruisloze doorschuiving ex artikel 3.63 Wet IB 2001 niet van toepassing is en dat hij eenzijdig kan terugkomen van het verzoek om toepassing van deze faciliteit.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd en dat de geheimhoudingsprocedure niet correct is gevolgd. Het Hof heeft vastgesteld dat de aan de overdragers opgelegde aanslagen IB/PVV 2013 nog niet onherroepelijk zijn, waardoor belanghebbende in dit geval terug kan komen op het verzoek om geruisloze doorschuiving. Het Hof heeft de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 88.119 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 16.495. Tevens is de verzuimboete gehandhaafd, maar gematigd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak van de Rechtbank is vernietigd, behalve de beslissing omtrent de boetebeschikking.