ECLI:NL:HR:2006:AU3580
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Fiscale partnerschap en de gevolgen van aangifte voor de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om de vraag of belanghebbende recht heeft op verhoging van de gecombineerde heffingskorting in het kader van de inkomstenbelasting voor het jaar 2001. De belanghebbende had een aanslag ontvangen op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 330, met een gecombineerde heffingskorting van € 105. Na bezwaar werd deze aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond en verhoogde de heffingskorting tot € 1582, wat leidde tot een cassatieberoep door de Staatssecretaris van Financiën.
De Hoge Raad oordeelt dat de keuze voor fiscaal partnerschap moet worden gemaakt bij de aangifte of het verzoek om voorlopige teruggaaf. In deze zaak had belanghebbende in haar aangifte aangegeven niet voor fiscaal partnerschap te kiezen, terwijl zij eerder in een verzoek om voorlopige teruggaaf had aangegeven dat zij en haar huisgenoot als fiscale partners wilden worden aangemerkt. De Hoge Raad concludeert dat, omdat de gezamenlijke keuze voor kwalificatie als partner niet bij de aangiften is gemaakt, de eerdere keuze niet kan worden herzien. De uitspraak van het Hof wordt vernietigd, en het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur wordt ongegrond verklaard.
De Hoge Raad benadrukt dat als huisgenoten niet bij hun aangiften kiezen voor kwalificatie als partner, zij later geen gevolgen kunnen verbinden aan een later gemaakte keuze, vooral niet als dit zou leiden tot een hogere aanslag. De zaak wordt afgedaan zonder veroordeling in proceskosten.