In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de overdrachtsbelasting bij de verkrijging van een woning. De belanghebbende, een 38-jarige koper, had aangifte gedaan van overdrachtsbelasting en deze conform de aangifte voldaan. Hij maakte bezwaar tegen de voldoening, omdat hij meende dat hij in aanmerking kwam voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting op basis van artikel 15, lid 1, aanhef en letter p, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, die een leeftijdsgrens van 35 jaar hanteert. De inspecteur van de Belastingdienst verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna de rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van de belanghebbende ook ongegrond verklaarde. De belanghebbende stelde dat de leeftijdsgrens discrimineert en dat er geen redelijke rechtvaardiging voor deze bepaling is. Het hof oordeelde echter dat de leeftijdsgrens niet leidt tot discriminatie in de zin van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft bij het vaststellen van belastingregels. De heffing van overdrachtsbelasting is een keuze van de belanghebbende en vormt geen individuele en buitensporige last. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard.