Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil en conclusies van partijen
- Kwalificeren de gronden in [de polder] als natuurterreinen in de zin van artikel 5.7, lid 1, letter b, Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) en zo ja, vanaf welke datum?
- Is de inspecteur bij het vaststellen van de aanslagen over de jaren 2012 tot en met 2017 uitgegaan van een te hoge waarde van [de polder] ?
- Is er met betrekking tot de aanslag IB 2017 sprake van een schending van het recht van eigendom en bestaat er, zo dat het geval is, recht op compensatie? Zo ja, naar welk belastbaar inkomen uit sparen en beleggen dient de aanslag IB 2017 te worden berekend?
4.Gronden
4.17. De inspecteur heeft in zijn berekening van het werkelijk rendement een voordeel vanwege eigen gebruik meegenomen voor de woningen en terreinen gelegen in [de polder] die door belanghebbende in 2017 zelf werden gebruikt. De inspecteur heeft dit voordeel vanwege eigen gebruik op forfaitaire wijze bepaald, namelijk op basis van artikel 3.112, lid 5, Wet IB 2001. Het hof is van oordeel dat de term ‘werkelijk behaald rendement’ een op forfaitaire wijze bepaald rendement uitsluit en zal om die reden geen rekening houden met een voordeel vanwege eigen gebruik. Het hof merkt verder op dat het hof, anders dan de inspecteur, in het arrest van 27 mei 2022 [14] niet leest dat bij eigen gebruik sprake is van een voordeel dat behoort tot het werkelijk rendement. Het hof maakt uit dat arrest op dat de Hoge Raad de cassatieklacht van belanghebbende tegen de forfaitaire box 3-heffing heeft opgevat (enkel) als argument in het kader van de verdragsinterpretatie.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep van belanghebbende ongegrond;
- verklaart het hoger beroep van de inspecteur ongegrond; en
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).