ECLI:NL:HR:2022:771
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing op eigen gebruik van onroerende zaak door inwoner van Mexico
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door een inwoner van Mexico, hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de vraag of de waarde van een onroerende zaak, die in eigendom is van belanghebbende en zijn echtgenote, terecht is betrokken in de belastingheffing in Nederland. Belanghebbende en zijn echtgenote zijn ieder voor 50 procent eigenaar van een appartement in [R], dat voor het jaar 2018 een waarde had van € 913.000. De belastingdienst had aan belanghebbende een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd, waarbij 50 procent van de waarde van het appartement werd aangemerkt als bezitting voor het inkomen uit sparen en beleggen (box 3).
Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch had eerder geoordeeld dat de inkomsten uit de exploitatie van onroerende zaken, zoals vastgelegd in artikel 6, lid 3, van het belastingverdrag tussen Nederland en Mexico, in Nederland belastbaar zijn. Het Hof concludeerde dat het begrip 'exploitatie' ruim moet worden geïnterpreteerd en ook eigen gebruik door de eigenaar van een onroerende zaak als exploitatie kan worden aangemerkt. Belanghebbende was het niet eens met deze uitleg en stelde dat verdragspartners, waaronder Mexico, het begrip 'exploitatie' beperkter interpreteren.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende verworpen en geoordeeld dat de uitleg van het Hof juist is. De Hoge Raad concludeerde dat het voor zichzelf beschikbaar houden van een onroerende zaak ook als 'exploitatie' kan worden aangemerkt, en dat de waarde van het appartement terecht in de belastingheffing is betrokken. Het beroep in cassatie werd ongegrond verklaard, en de Hoge Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.