Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.De zaak in het kort
2.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/274377 / HA ZA 20-93)
3.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met eiswijziging;
- de memorie van antwoord, tevens incidenteel hoger beroep met eiswijziging;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
- de akte houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis van de advocaat van de vrouw van 13 mei 2022;
- de akte houdende producties 36 tot en met 59 van de advocaat van de vrouw van 13 mei 2022;
- de brief van de advocaat van de man van 16 mei 2022;
- de brief van de advocaat van de man van 19 mei 2022;
- de brief van de advocaat van de vrouw van 24 mei 2022;
- de brief van de advocaat van de man van 24 mei 2022, met als bijlage ‘Google translate vertaling productie 37 [vrouw]’ .
hofheeft de bezwaren van beide partijen verworpen. De advocaat van de vrouw heeft de producties tijdig, met inachtneming van de tien dagen termijn, ingediend en veel van de producties zijn reeds bekende stukken, die eerder zijn ingediend. De omstandigheid dat de pleitnota van de man omvangrijk is, vindt mede haar oorzaak in de grote hoeveelheid producties die zijdens de vrouw vlak voor de mondelinge behandeling zijn overgelegd. Het hof heeft de advocaat van de man ruimschoots in de gelegenheid gesteld zijn pleitnota voor te dragen, eventueel ook, zo hij daar behoefte aan zou hebben, na een leespauze.
hofheeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
4.De feiten
verminderd met:
5.Het geschil
manheeft bezwaar gemaakt tegen de ‘wijziging c.q. vermeerdering eis’, door de vrouw ingediend bij akte op 13 mei 2022. Volgens de man is dit in strijd met de tweeconclusieleer en de goede procesorde. De advocaat van de
vrouwheeft verweer gevoerd.
hofoverweegt als volgt. De ‘wijziging c.q. vermeerdering eis’ betreft de verdeling van vakantiewoning. ‘Middels [de] akte wordt de vordering voor wat betreft de verdeling van de vakantiewoning (…) nader geconcretiseerd’ (akte, p. 1). De vrouw wenst verder ook vernietiging van het bestreden vonnis voor zover daarbij is geoordeeld dat haar vordering tot vaststelling van de verdeling is afgewezen. Indien vaststelling van de verdeling door de rechter wordt gevorderd, zoals aldus in deze zaak, kan ieder van de betrokken partijen naar voren brengen hoe naar haar zienswijze deze verdeling moet plaatsvinden, zonder dat de rechter gebonden is aan hetgeen partijen aldus voorstellen. Deze rechterlijke vrijheid wordt verklaard door de aard van de adjudicatie. In haar ‘wijziging c.q. vermeerdering eis’ heeft de vrouw haar gewijzigde zienswijze naar voren gebracht over hoe de verdeling van de vakantiewoning moet plaatsvinden. Dat stond haar vrij. Het hof verwerpt het bezwaar van de man daarom en zal recht doen op de gewijzigde eis.
manheeft vijf genummerde grieven aangevoerd, zijn eis vermeerderd en in het incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis in conventie en gevorderd:
vrouwheeft de grieven van de man weersproken. In het incidenteel hoger beroep heeft zij gevorderd de vorderingen van de man af te wijzen met veroordeling van de man in de kosten van het incidenteel hoger beroep.
6.De beoordeling
De Cavel Iheeft het HvJEG het volgende overwogen:
De Cavel I, buiten het bereik van de EEX-Verordening. Dit betekent dat alle kwesties met betrekking tot de verdeling van het huwelijksvermogen niet onder de EEX-Verordening vallen. Daarentegen vallen betrekkingen die geen verband houden met het slaken van de huwelijksband binnen het materiële toepassingsgebied van de EEX-Verordening.’
JPF2017/24), valt het geschil buiten de materiële werking van de Verordening. Omdat de inleidende dagvaarding van de vrouw is ingediend na 29 januari 2019 (namelijk op 20 januari 2020), wordt in dat geval de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om van de vordering van de vrouw kennis te nemen, bepaald aan de hand van de Verordening (EU) 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels. Ingevolge art. 6 lid 1 van deze Verordening heeft de Nederlandse rechter (ook) rechtsmacht nu beide partijen de Nederlandse nationaliteit bezitten.
manheeft bezwaar gemaakt tegen de “wijziging c.q. vermeerdering eis”, door de vrouw ingediend op 13 mei 2022. Volgens de man is dit in strijd met de tweeconclusieleer en de goede procesorde.
vrouwheeft verweer gevoerd.
hofoverweegt als volgt. De “wijziging c.q. vermeerdering eis” betreft de verdeling van vakantiewoning. Indien vaststelling van de verdeling door de rechter wordt gevorderd, zoals in deze zaak, kan ieder van de betrokken partijen naar voren brengen hoe naar haar zienswijze deze verdeling moet plaatsvinden, zonder dat de rechter gebonden is aan hetgeen partijen aldus voorstellen. Deze rechterlijke vrijheid wordt verklaard door de aard van de adjudicatie. In haar “wijziging c.q. vermeerdering eis” heeft de vrouw haar gewijzigde zienswijze naar voren gebracht over hoe de verdeling moet plaatsvinden. Dat stond haar vrij. Het hof verwerpt het bezwaar van de man daarom.
- een kinderalimentatie ten behoeve van [kind] vastgesteld;
- de man veroordeeld om aan de vrouw een “prestation compensatoir” te voldoen;
- partijen ten behoeve van de vermogensrechtelijke afwikkeling verwezen naar de notaris.
()
manheeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het convenant is geldig, want het voldoet aan de eisen van afwikkeling en verdeling volgens het Nederlandse (huwelijksvermogens)recht. In de Franse procedure heeft de man ondubbelzinnig verzocht om nakoming van het convenant. De vrouw zelf heeft in september 2012 betaling gevorderd van € 160.000,-- op grond van het convenant en in haar zogenoemde ‘verklaringen op erewoord’ heeft de vrouw het convenant erkend (zeker in 2018). Door de vrouw wordt misbruik gemaakt van onduidelijkheden door het procederen in twee verschillende rechtssystemen. De man is de afspraken in het convenant nagekomen.
hofoordeelt als volgt. Zoals de rechtbank heeft overwogen, is op de verdeling van de vakantiewoning in Nederland, Nederlands recht van toepassing. Partijen zijn in het convenant een verdeling van de vakantiewoning overeengekomen (dat is ook niet in geschil). Deze overeenkomst van verdeling (art. 3:185 BW) is vormvrij. Voor die overeenkomst gelden niet de Franse (totstandkomings-) vereisten waarop de vrouw zich beroept en ook niet dat die overeenkomst alleen zou kunnen worden gesloten in het kader van een gemeenschappelijk echtscheidingstraject. Dat, zoals de vrouw stelt, ‘het naar Frans recht simpelweg niet mogelijk is om afspraken te maken over vermogensrechtelijke gevolgen van de echtscheiding door middel van een door partijen zelf opgesteld document’ (mvg, pt. 33), doet aan de geldigheid van de overeenkomst van verdeling van de vakantiewoning naar het hier toepasselijke Nederlandse recht niet af. Het hof benadrukt ten slotte dat noch de rechtbank te Bourges, noch het hof van beroep aldaar een andersluidend oordeel over het op de verdeling toepasselijke recht heeft gegeven. In de procedures voor de Franse rechter was slechts aan de orde een voorstel van partijen voor regeling van hun financiële en vermogensrechtelijke belangen. De rechtbank te Bourges stelt zelfs ook vast dat “de echtgenoten hebben gekozen voor een huwelijksvermogensstelsel met huwelijkse voorwaarden volgens Nederlands recht van scheiding van goederen, met uitzondering van de echtelijke woning die wordt beschouwd als goed dat deel van de huwelijksgemeenschap.”
vrouwbetoogt dat er “geen wilsovereenstemming [is] over de inhoud van het convenant” (mvg, pt. 22). Bij het opstellen van het convenant voelde zij zich onder druk gezet door de man. De man had zonder enige vorm van overleg of toestemming van de vrouw het chateau - gezamenlijk eigendom; de vrouw woonde op dat moment nog in het chateau - verkocht. De verkoopprijs was te laag. De vrouw voelde zich onder druk gezet om de overeenkomst te tekenen, omdat de man en zijn financieel adviseurs haar voorhielden dat zij “anders” met een restschuld zou achterblijven. Zij heeft ook geen (juridisch) advies gehad bij het opstellen van het convenant.
manheeft weersproken dat de vrouw onder enige druk heeft gestaan.
Hijvoert verder het volgende aan. De vrouw was goed in staat om haar eigen belangen te behartigen en de vrouw heeft juridische bijstand gehad. De vrouw heeft reeds in 2011 het initiatief genomen tot het convenant. Zij heeft zich toen tot een Franse advocaat gewend, die namens haar een convenant heeft opgesteld. In dat concept convenant is de vakantiewoning aan de man toegedeeld en heeft de man ook de bijbehorende schulden op zich genomen, precies zoals partijen het in 2012 in het convenant hebben afgesproken
(prod. H14). De vrouw heeft bij herhaling verklaard dat met het convenant alles is geregeld. Uit alle correspondentie blijkt bovendien dat de vrouw zeer goed in staat was haar eigen belangen te behartigen.
hofoordeelt als volgt. Iedere onderbouwing van de stelling dat er geen wilsovereenstemming was (of dat sprake was van enig wilsgebrek), ontbreekt. De man heeft de blote stelling van de vrouw bovendien voldoende gemotiveerd betwist. Het door de vrouw gedane bewijsaanbod is niet voldoende specifiek en/of niet ter zake dienend, zodat het hof daaraan voorbijgaat. Ook in zoverre falen de grieven van de vrouw.
vrouwvoert het volgende aan. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat er een geldig convenant is gesloten en geoordeeld dat op basis van deze overeenkomst de vrouw moet meewerken aan de levering van de vakantiewoning. Zo er al sprake is van een rechtsgeldig convenant, is de vordering tot nakoming verjaard of heeft de man zijn rechten verwerkt. De man heeft namelijk langdurig ‘stilgezeten’ en in de Franse echtscheidingsprocedure actief uitgedragen dat het convenant in zijn visie niet geldig is. Bovendien heeft hij buiten medeweten van de vrouw ter zake van de vakantiewoning het samenwerkingsverband ‘ [samenwerkingsverband] ’ opgericht en in ieder geval in de jaren 2010 t/m 2013 gezamenlijk aangifte omzetbelasting gedaan.
manheeft hetgeen de vrouw stelt, weersproken. Hij voert het volgende aan. De vrouw heeft de verdeling van de vakantiewoning in de Franse echtscheidingsprocedure erkend in haar ‘verklaringen op erewoord’ (d.d. 12 februari 2015 en, zoals genoemd in de uitspraak van het Franse hof van 18 oktober 2018, een ‘recente verklaring op het erewoord’). In die procedure heeft hij ook steeds verzocht om afwikkeling van het convenant en de verdeling van de eenvoudige gemeenschap naar Nederlands recht. De Franse rechter heeft partijen daarop naar de notaris verwezen om de verdeling te effectueren. Dit is niet gelukt omdat de vrouw daaraan haar medewerking heeft geweigerd. Onder die omstandigheden is het onaanvaardbaar dat de vrouw zich thans beroept op verjaring en/of rechtsverwerking.
hofoverweegt als volgt.
vrouwten onrechte in rov 2.7 geoordeeld dat de aankoop van de vakantiewoning is gefinancierd met een lening van € 200.000,-- van [holding] Holding BV.
Zijvoert daartoe het volgende aan. De man heeft geen “leningsovereenkomst” in het geding gebracht waaruit blijkt dat een lening van € 200.000,--. zou zijn afgesloten. Dit blijkt ook uit “de overgelegde email van Deloitte” waarin staat dat Deloitte niet beschikt over een leningsovereenkomst.
manheeft in zijn memorie van antwoord het volgende aangevoerd. Er is, na ondertekening van het convenant, tussen april en september 2012, door een Nederlandse notaris een concept verdelingsakte voor de vakantiewoning opgesteld. De vrouw was daarmee, uitgezonderd één kleine opmerking (er stond ongehuwd i.p.v. gehuwd), akkoord en zij heeft verklaard de akte te zullen ondertekenen (e-mail van de vrouw van 26 juni 2012, prod H1). In de concept akte is een kwijtschelding opgenomen voor de aankoopsom van € 200.000,--, die door de man was geleend bij [holding] Holding. De vrouw erkent aldus de financieringsschuld (mva, pt. 14, 42 en 43).
vrouwheeft in haar memorie van antwoord als volgt gereageerd op de stelling van de man dat de vakantiewoning is gefinancierd met een lening. Uit productie 34 blijkt dat ook Deloitte niet in het bezit is van een leningsovereenkomst. Opvallend is dat de leningsovereenkomst getekend is in Frankrijk, terwijl geen van partijen op het moment van ondertekenen in Frankrijk woonachtig was. De leningsovereenkomst dateert ook van april 2012, terwijl de vakantiewoning in 2010 is aangekocht (“productie 3 in eerste aanleg”; het hof begrijpt (er zijn namelijk meer producties 3: inl. dv. prod. 3). Duidelijk is dat de vermeende leningsovereenkomst niet is aangegaan ten behoeve van de vakantiewoning.
vrouwbij gelegenheid van de mondelinge behandeling het volgende aangevoerd.
manheeft bij de mondelinge behandeling het volgende aangevoerd. De concept akte van verdeling (cva, prod. 12) was niet onduidelijk of onbegrijpelijk. De notaris heeft op 27 juni 2012 gemeld dat zij alleen de huwelijkse staat nog had gewijzigd; dat was na opmerkingen van de vrouw op de concept akte (prod. H13 zijdens de man). De notaris vermeldt ook dat er met beide partijen telefonisch overleg is gevoerd. De vrouw heeft zelf op 28 juni 2012 erkend dat er schulden zijn aangegaan voor de vakantiewoning (prod. H8 zijdens de man). Die schuld is afgedekt door de notariële akte van verdeling, aldus de vrouw zelf (cva, prod. 12).
hofoordeelt als volgt. De vrouw heeft de stelling van de man dat de vakantiewoning is gefinancierd met een lening van € 200.000,-- bij [holding] Holding BV. onvoldoende gemotiveerd betwist tegenover de uitgebreide onderbouwing door de man van zijn stelling. Dit betekent dat de stelling van de man is komen vast te staan. In de concept akte van verdeling staat namelijk, zoals de man betoogt, dat:
zonderverplichting om de helft van de waarde aan de vrouw te betalen. Dit laatste (kennelijk) omdat de woning volledig is gefinancierd door danwel voor rekening en risico van de man.’
vrouwhet volgende aan. De aanname van de rechtbank dat zij geen recht heeft op de helft van de waarde van de woning, omdat de woning volledig door dan wel voor rekening en risico van de man is gefinancierd, is onjuist. De vakantiewoning is aangekocht als ‘goedmakertje’. Dit dient juridisch gezien gekwalificeerd te worden als een gift of een schenking aan de vrouw. Indien zij zou moeten meewerken aan de levering van haar aandeel in de vakantiewoning aan de man, wordt de man overbedeeld. Alsdan heeft zij een vordering op de man ter grootte van de helft van de huidige waarde van de vakantiewoning.
manvoert hiertegen het volgende aan. De stelling van de vrouw dat de man de vakantiewoning aan de vrouw zou hebben geschonken als ‘goedmakertje' vindt geen steun in de stukken. Het is een verzonnen stelling. De grief van de vrouw moet worden verworpen.
hofoverweegt als volgt. Naar het onbestreden oordeel van de rechtbank is de vakantiewoning een zogenoemde eenvoudige gemeenschap (art. 3:166 BW) en hebben beide partijen daarin een gelijk aandeel (ieder de helft). Daar gaat het hof dan ook van uit.
vrouwvordert een bedrag van € 60.989,67 ter zake de helft van de huuropbrengsten van (naar het hof begrijpt) de vakantiewoning. De vrouw licht haar vordering als volgt toe. Partijen hebben gezamenlijk een huurovereenkomst getekend, die liep van 22 juli 2011 tot en met 31 december 2015. Op grond van art. 3:172 BW is zij, als mede-eigenaar, gerechtigd tot de helft van deze opbrengsten. De man heeft de helft van de verhuuropbrengsten echter nimmer naar haar overgemaakt.
manheeft hiertegen het volgende aangevoerd. De vrouw heeft geen recht op enig aandeel in de huurinkomsten. De gemiddelde huuropbrengst per jaar is circa € 11.000,-- en de jaarlijkse kosten zijn ook circa € 11.000,--. Het gaat om:
vrouwerop gewezen dat de man slechts stukken heeft overgelegd betreffende Essent (€ 136,42 per maand (in 2021)) en de aanslag WOZ en waterschap ad € 561,60 per jaar. De leningsovereenkomst en de daarvoor betaalde rente weerspreekt zij evenals de andere kosten. Er is geen onderliggend stuk overgelegd van die gestelde kosten. De vrouw stelt zich “primair” op het standpunt dat genoemde kosten kunnen vallen onder de servicekosten of parkbijdrage, waarmee rekening wordt gehouden in de afrekeningen (van € 272,75 en € 372,25 per maand). Subsidiair kan slechts de helft van de kosten voor Essent en de aanslag WOZ in mindering worden gebracht op de vordering van de vrouw. De vrouw verzoekt het hof om haar vordering betreffende de huuropbrengsten toe te wijzen tot een bedrag dat het hof in goede justitie juist acht.
hofoordeelt als volgt.
€ 6.564.34
€ 3.345,26
€ 303,13
Verordening (EU) 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels) is op 29 januari 2019 in werking getreden. De Verordening is van toepassing is op rechtsvorderingen die na die datum zijn ingesteld (art. 69). Dat is hier het geval. De rechtsmacht van de Nederlandse rechter volgt dan uit art. 6 sub d, van de Verordening: beide partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
manbetoogt dat de huwelijkse voorwaarden als volgt moeten worden uitgelegd. De term “echtelijke woonruimte” betreft “uitsluitend de huidige woonruimte op het moment van echtscheiding” (incid. hb, pt. 55). Ten aanzien van de woning te [plaats 1] eindigt de beperkte gemeenschap (id. pt. 55). Na vertrek van partijen is de woning te [plaats 1] weer volledig eigendom van de man geworden (id. pt. 56).
vrouwweerspreekt dat de huwelijkse voorwaarden in die zin moeten worden uitgelegd dat de woning na de verhuizing privé-eigendom van de man is geworden. Zij voert het volgende aan.
hofoverweegt als volgt. Partijen hebben een geschil over de uitleg van de huwelijkse voorwaarden. Uitleg van de huwelijkse voorwaarden dient te geschieden aan de hand van de in het Haviltex-arrest neergelegde maatstaf. Zie onder meer HR 3 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM6085 en HR 4 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA1564. Deze Haviltex-maatstaf (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158) luidt als volgt:
manheeft ter toelichting op zijn grief het volgende aangevoerd. Indien de huwelijkse voorwaarden al aldus moeten worden uitgelegd dat de woning te [plaats 1] tot de beperkte gemeenschap behoorde, bestond tussen partijen met het convenant wilsovereenstemming over de verdeling van die woning. Afgesproken is dat de vrouw zou worden gevrijwaard van de schuld van de woning. Voor die schuld zou alleen de man draagplichtig zijn. Daartegenover is de woning aan de man toegedeeld. Zó moet, met toepassing van de Haviltex-norm, het convenant worden begrepen (inc. hb, pt. 137 en 142). Dit blijkt verder uit het volgende.
‘Indien dit convenant door beide partijen is ondertekend voor accoord verplicht [holding] Holding BV zich [de vrouw] te vrijwaren van schuld en opgebouwde rente alsmede geen rente te verlangen voor de periode 13 maart-1 september 2012.’De vrouw leest hierin ook de toezegging dat zij door [holding] Holding zal worden gevrijwaard voor de schuld ter zake [plaats 1] (inc. hb, pt. 141).
vrouwvoert het volgende aan.
‘voor de door de man opgezette financiële en fiscale constructies’. De vrouw zag door de bomen het bos niet meer. Dit is voor de vrouw dan ook de reden geweest dat zij als voorwaarde heeft gesteld dat zij
‘vooralle[onderstreping van de vrouw zelf, hof] mogelijke schulden/ rekening-courant verhoudingen wordt kwijtgescholden’(mva inc. hb, pt. .52 en 59).
hofoverweegt als volgt.
BY4279.
‘Indien dit convenant door beide partijen is ondertekend voor accoord verplicht [holding] Holding BV zich [de vrouw] te vrijwaren van schuld en opgebouwde rente alsmede geen rente te verlangen voor de periode 13 maart-1 september 2012.’
manvoert nog het volgende aan. In rov. 4.33 en de daarvoor dragende voorgaande bepalingen is de vordering tot terugbetaling van € 15.000,-- afgewezen. De man heeft aangetoond dat de vrouw misbruik van omstandigheden heeft gemaakt en deze betaling dient ongedaan gemaakt te worden.
vrouwheeft deze grief bestreden.
hofoverweegt als volgt. De rechtbank heeft in rov. 4.33. van het bestreden vonnis overwogen dat uit de verkoopopbrengst van de woning door de notaris € 15.000,-- aan de vrouw is betaald op grond van afspraken tussen partijen (hof: de depotovereenkomst) en dat dus geen sprake is van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. De man heeft onvoldoende gesteld dat tot de conclusie kan leiden dat voldaan is aan de eisen voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden als bedoeld in art. 3:44 lid 4.
manheeft nog gevorderd:
vrouwwenst dat de beslagen gehandhaafd blijven.
hofafwijzen. De man maakt niet duidelijk waarom de beslagen zouden moeten worden opgeheven, met name laat hij al na duidelijk te maken voor welke vorderingen de vrouw beslag heeft laten leggen (of dat deze vorderingen er niet meer zouden zijn).