Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7907834 CV EXPL 19-3214)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling, waarbij iedere partij eigen spreekaantekeningen heeft overgelegd, die door Watson niet en Ahold EREC wel zijn voorgedragen;
- een H12-formulier van Watson , ingekomen ter griffie van het hof op 31 augustus 2022, met twee aanvullende producties en
3.De beoordeling
Ahold is voornemens haar Albert Heijn-supermarkt aan de [adres 2] te [vestigingsplaats] te vergroten en een Gall&Gall (gelieerde zustervennootschap) vestiging toe te voegen. Daarnaast moet de layout (en daarmee de laad- en losmogelijkheden) van de supermarkt zo spoedig mogelijk worden gewijzigd, omdat de gemeente Breda voornemens is op korte termijn een verkeersbesluit te nemen, waardoor bevoorrading van de supermarkt niet meer op de gebruikelijke manier via de [straatnaam] en het parkeerterrein kan gaan plaatsvinden, maar aan de [straat adres 1 en 2] zelf zal moeten worden georganiseerd (zie bijlage 1).
- in reconventie, voor zover de beëindigingsvorderingen zouden worden toegewezen, Ahold EREC te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Watson een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten te betalen van € 632.237,73; en
- vastgesteld dat de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de bedrijfsruimte (Kruidvat winkel) aan de [adres 3] te ( [postcode] ) [vestigingsplaats] eindigt op 1 juli 2021; en
I. alsnog afwijzen van de vorderingen van Ahold EREC ;
II. voor zover het hof de beroepen vonnissen bekrachtigt, de vonnissen althans dit arrest niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
De vennootschap heeft ten doel: (…)het voor eigen rekening, of voor rekening van derden, (…) exploiteren (…) en verhuren van winkelbedrijven/-panden en andere registergoederen, ten behoeve van de huisvesting van:
ondernemingen die direct of indirect worden gedreven door (franchisenemers van) Albert Heijn B.V., Gall & Gall B.V., Etos B.V. (…)”.
een Etos en/of Gall & Gall’ te willen toevoegen leidt niet tot een ander oordeel. In de notulen van de vergadering van het VK van 12 april 2017 waarin het besluit tot uitbreiding is genomen, is ingestemd met een Gall & Gall en over een Etos is niets vermeld. Ahold EREC heeft bovendien in haar brief van 9 oktober 2018 aan Watson , waarin de huurovereenkomst is opgezegd, slechts geschreven dat zij het voornemen had om een Gall & Gall toe te voegen aan de vergrote Albert Heijn supermarkt. Ook in de inleidende dagvaarding is alleen het standpunt ingenomen dat het gaat om een Gall & Gall. Ahold EREC heeft tijdens de zitting in hoger beroep voldoende gemotiveerd toegelicht dat dat standpunt niet is gewijzigd.
zeer precieze exploitatieberekeningen’niet zou overleggen, maar Ahold EREC heeft tijdens de zitting in hoger beroep ook voldoende gemotiveerd toegelicht dat daarmee de besluiten van het VK, de Memo Expansion, het Strategisch advies en de notulen van de vergadering van het VK van 12 april 2017 zijn bedoeld die haar advocaat in zijn tas had meegenomen naar de zitting bij de kantonrechter en die vervolgens na het tussenvonnis van 18 maart 2020 in het geding zijn gebracht (als producties 15-16, 19-20 en 22). Anders dan Watson betoogt, betekent dit dat geen sprake is van een weigering van Ahold EREC om te voldoen aan een door de kantonrechter gegeven instructie (art. 22 Rv, grief III).
secundair voordeel is dat de bevoorrading via de [straat adres 1 en 2] kan’,neemt het door Ahold EREC gestelde belang niet weg. Watson heeft verder nog naar voren gebracht dat Ahold EREC een bevoorradingsmogelijkheid aan de achterkant ( [straatnaam] ) wenst te behouden, maar Ahold EREC heeft tijdens de zitting in hoger beroep toegelicht dat die mogelijkheid alleen betrekking kan hebben op vervoer waarvoor het vrachtwagenverbod niet geldt en dat dus geen grote betekenis heeft voor de noodzakelijke bevoorrading van de winkel.