In deze zaak gaat het om de vraag of de belanghebbende in de jaren 2015 en 2016 inwoner was van Nederland voor de toepassing van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije tot het vermijden van dubbele belasting. De belanghebbende, een piloot, had zowel in Nederland als in Turkije een duurzaam tehuis ter beschikking. Het hof oordeelt dat het middelpunt van de levensbelangen van de belanghebbende in Nederland lag, ondanks dat hij in Turkije woonde en werkte. De belanghebbende had zijn gezin in Nederland, waar zijn vrouw en dochter verbleven, en hij had onroerend goed en bankrekeningen in Nederland. Het hof concludeert dat de persoonlijke en economische betrekkingen van de belanghebbende het nauwst met Nederland waren, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank die de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van de inspecteur heeft bevestigd. De uitspraak is gedaan op 29 juni 2022.