5.1Algemeen directeur
Zoals onder 1. Algemeen reeds aangegeven zijn de taken en bevoegdheden van de algemeen directeur vastgelegd in artikel VI.31 van de statuten zoals deze gelden met ingang van 1 januari 2004. Dit behoeft geen nadere uitleg.
In navolging van artikel VI.31 lid 4b is in overleg met de RvC vastgelegd dat de algemeen directeur tot een bedrag van € 4,5 miljoen (exclusief belastingen) zelfstandig de bevoegdheid heeft te acquireren. Er dient aan de acquisitie een haalbaarheidsstudie ten grondslag te liggen die besproken en unaniem is goedgekeurd door het DT. Acquisities boven € 4,5 miljoen (exclusief belastingen) dienen altijd, na goedkeuring door DT, aan de RvC te worden voorgelegd.
De notitie ‘werkafspraken inzake verwervingen/vervreemding’ d.d. 14 sept. 2004 [DOC 348]:
Aanleiding
Volgens de statuten van de vereniging kan de directeur pas besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen na het verkrijgen van toestemming van de raad van commissarissen. Jaarlijks machtigt de raad van commissarissen de directeur tot het verwerven van registergoederen passend binnen het verwervingsbeleid als vastgesteld binnen de ondernemingsplanning…
De directeur informeert de raad per bijeenkomst over verwervingen en de condities waaronder deze tot stand komen. Ook ontvangen de leden van de RvC overzichten met projecten die verworven worden.
Bij brief van 30 april 2004 van de heer [getuige 3] stelt deze de bovengeschetste procedure ter discussie... Kern van de brief van de heer [getuige 3] is dat de RvC thans onvoldoende zicht heeft op de aangegane verplichtingen maar hiervoor wel de verantwoordelijkheid draagt.
Voorstel voor een procedure verwerving onroerende goederen
Onderscheid wordt gemaakt op basis van de hoogte van het investeringsbedrag en de eventuele betrokkenheid van derde partijen.
Ad 1 Acquisities tot 4,5 miljoen euro kunnen door de directeur gedaan worden zonder voorafgaande toestemming van de RvC…De directeur probeert, indien mogelijk, de RvC vooraf te informeren over de voorgenomen acquisitie. Indien dit niet lukt wordt de RvC achteraf geïnformeerd en geeft de directeur een toelichting op de argumenten en overwegingen bij de acquisitie.
Ad 2. Acquisities boven 4,5 miljoen euro worden altijd voorgelegd aan de RvC.
De notulen van de vergadering van de raad van commissarissen van [bedrijf 1] d.d. 20 september 2004 [DOC 352]:
06. Rol en verantwoording raad van commissarissen
De heer [verdachte] geeft aan dat hij alle projecten die tot nu toe gelopen zijn, heeft voorgelegd aan de commissarissen. Naar aanleiding van de brief van de heer [getuige 3] heeft hij voorliggend voorstel gemaakt. Dit voorstel heeft betrekking op de acquisitie, het gaat niet om projectomvang. De commissarissen kunnen zich vinden in het voorstel.
Besluit 26: de commissarissen machtigen de directeur om acquisities tot 4,5 miljoen euro zonder voorafgaande toestemming van de raad van commissarissen te doen. Acquisities boven 4,5 miljoen euro worden altijd voorgelegd aan de raad van commissarissen. Tevens machtigt de raad van commissarissen de directeur tot het vervreemden van onroerende goederen tot een bedrag van 4,5 miljoen euro, dan wel passend binnen het vastgestelde verkoopbeleid van woningen.
Verklaringen van de leden van de raad van commissarissen:
De verklaring van getuige [getuige 1] [G.47.01]:
In oktober 2005 ben ik lid van de RvC van [bedrijf 1] geworden. Voor de vergadering van de RvC werd een agenda opgesteld. Die werd opgesteld in gesprekken tussen de bestuurder en de voorzitter van de RvC. De bestuurder was structureel aanwezig bij de vergaderingen. De laatste jaren waren ook [getuige 6] en [getuige 7] aanwezig in hun rol als DT-lid.
Om naar behoren te kunnen functioneren als lid van de RvC moest je goede input krijgen vanuit de werkorganisatie. Vanuit de werkorganisatie moest aangetoond worden waarom investeringen nuttig waren voor [bedrijf 1] . Een financiële doorrekening en een bouwkundige beoordeling moesten aanwezig zijn. Wat we aan stukken gepresenteerd kregen verschilde soms wel eens. Dat varieerde van twee A4-tjes tot dikke documenten. Daarnaast kregen we een toelichting op de stukken door de bestuurder [verdachte] .
De plannen zoals die ons door de bestuurder waren voorgelegd en op grond waarvan wij als RvC besluiten namen, werden uitgevoerd conform die besluitvorming. In dat opzicht behielden wij het vertrouwen. Er waren elke vergadering van de RvC uitgebreide rapportages met daarin de stand van zaken van alle projecten.
Mij wordt de verklaring van [medeverdachte 2] voorgehouden dat hij aan [verdachte] geld heeft toegeschoven. Ik begrijp dat [verdachte] geld heeft gehad van [medeverdachte 2] . Ik had het totaal niet verwacht en vertrouwde [verdachte] volledig. Anders hadden we als RvC ook eerder ingegrepen. Ik was als lid van de RvC niet akkoord gegaan met projecten als ik geweten had dat [verdachte] hiervoor geld toegeschoven kreeg buiten [bedrijf 1] om.
De verklaring van getuige [getuige 1] [G.47.02]:
De taak van de RvC bij [bedrijf 1] was het bewaken van processen. Dit deed de RvC aan de hand van informatie die het voor de vergadering kreeg. Die stukken werden voorbereid door de werkorganisatie en onder verantwoordelijkheid van [verdachte] aan de RvC verstrekt. De informatie zat bij de voorbereidende stukken voor de RvC-vergadering. De laatste tijd kwam dat via de iPad binnen. Het waren uitgebreide notities waarin allerlei relevante aspecten voor de besluitvorming aan de orde kwamen.
De verklaring van getuige [getuige 2] [G.48.01]:
Vanaf 2006 ben ik lid van de RvC van [bedrijf 1] . We kregen een periodieke rapportage per kwartaal waar alle activiteiten opstonden van onderhandelingen tot en met uitvoering. Die rapportage kregen we via de agenda van de vergadering van de RvC. De directeur-bestuurder verzorgde die rapportage.
Tijdens de vergadering lag de documentatie voor ons en daarin werd alles in grote lijnen gevisualiseerd en toegelicht door de directeur-bestuurder. Er werden vragen gesteld door de commissarissen en daarna werd een besluit genomen en goedkeuring gegeven.
Ik was als RvC-lid niet akkoord gegaan met projecten als ik geweten had dat [verdachte] hiervoor geld kreeg toegeschoven buiten [bedrijf 1] om. Ik zou hem op staande voet hebben ontslagen.
De verklaring van getuige [getuige 3] [G.49.01]:
Ik ben lid van de RvC van [bedrijf 1] geworden toen [verdachte] directeur werd. Ik ben tot ongeveer 2009 lid geweest.
[verdachte] kwam met een voorstel tijdens de vergadering van de RvC. Aan de hand van de discussie in de RvC werd dan besloten. Bij de uitnodiging voor de vergadering zaten de notulen van de vorige vergadering en een aankondiging van projecten. Dan werd dat tijdens de vergadering over gesproken.
[verdachte] gaf tijdens de vergadering toelichtingen op projecten, onderhoud en personeelszaken.
Als ik geweten had als RvC-lid dat [verdachte] geld kreeg toegeschoven was ik niet akkoord gegaan met projecten maar was ik opgestapt.
De verklaring van getuige [getuige 4] [G.50.01]:
In 1997 ben ik lid van de RvC van [bedrijf 1] geworden. Ik ben dat geweest tot half maart 2010. In 1998 of 1999 ben ik voorzitter geworden van de RvC. Wij hadden zesmaal per jaar een vergadering. Van tevoren werd de agenda met stukken toegezonden. We bespraken alle dingen en namen besluiten als dat nodig was. [verdachte] was altijd aanwezig. Hij voerde meestal het woord. Hij liep alle agendapunten door en gaf daar een toelichting op. De agenda van de RvC werd door de organisatie opgesteld. De commissarissen stelden wat vragen en [verdachte] gaf daar antwoord op. [verdachte] gaf altijd aan dat hij erg enthousiast was over de projecten. Als er een vraag was over de haalbaarheid van de projecten, kwam er een verhaal met onderliggende documenten of een verwijzing naar onderliggende berekeningen. De RvC werd daarmee overtuigd om in te stemmen met investeringen. Ik had absoluut vertrouwen in de directeur-bestuurder. In de praktijk bepaalde [verdachte] grotendeels de agenda van de RvC. [verdachte] had een grote stem tijdens de vergaderingen. Hij was van alles op de hoogte en dat gaf ons vertrouwen in de plannen. Ik wist niet dat [medeverdachte 2] geld toeschoof aan [verdachte] voor projecten met [bedrijf 1] . Ik vind dat idioot.
De verklaring van getuige [getuige 5] [G.63.01]:
Ik ben in mei 2010 benoemd als lid van de RvC. Wij kregen ruim op tijd de informatie voor de vergaderingen toegestuurd. Soms ontbrak er informatie in relatie tot een bepaald probleem. Ik had vertrouwen in de directeur-bestuurder omdat hij deskundig was en ook omdat deskundigheid werd ingeschakeld waar dit nodig was.
Een directeur-bestuurder benadeelt de vereniging [bedrijf 1] als een project duurder wordt aangekocht. Als het kopen van een project goedkoper kan hoort dat ook hierbij ongeacht de kengetallen.
De verklaring van getuige [getuige 5] [G.63.03]:
Ik wist niet dat [medeverdachte 2] aan [verdachte] per project geld heeft toegeschoven. Ik vind dit onacceptabel en begrijp dat [bedrijf 1] hierin is benadeeld. Ik ben zeer teleurgesteld in de directeur.
Verklaringen van directie- en managementteamleden
De verklaring van getuige [getuige 6] [G.04.01]:
Sinds 1 mei 1981 ben ik bij [bedrijf 1] in dienst. Sinds oktober 1988 ben ik hoofd financiën en per april 2008 Directeur Financiën en Vastgoedprojecten. In het managementteam zaten vanaf 1988 tot 2001 naast mij, [getuige 7] , [getuige 9] en [betrokkene 1] . In 2001 verliet [betrokkene 1] [bedrijf 1] . Hij werd opgevolgd door [verdachte] , de huidige directeur-bestuurder. In 2006 is [getuige 10] in de plaats van [getuige 9] in het MT gekomen. Na de reorganisatie ben ik vanaf 2008 lid van het directieteam met [getuige 7] en [verdachte] .
De directeur bestuurder vertegenwoordigt [bedrijf 1] op grond van de statuten van de vereniging.
Ten aanzien van de aankoop van onroerend goed zijn er twee varianten. Er meldt zich een projectontwikkelaar bij [bedrijf 1] met een locatie of wij gaan op een eigen locatie ontwikkelen.
De bevoegdheid van de directeur-bestuurder om aankopen te doen is sinds 2008 geregeld in het directie-/managementreglement. Voor aankopen vanaf 4,5 miljoen euro is vooraf goedkeuring door de RvC nodig. De RvC beslist op de notitie die is ingebracht. In de notitie staan gegevens als aantallen, stichtingskosten, locatie, onrendabele top, start bouw, bouwperiode etc. De informatie van de diverse afdelingen komt samen in de door mij en/of [verdachte] gemaakte notitie. In die fase vinden er door [verdachte] en mij onderhandelingen plaats met de ontwikkelaar. Dit is zelden de eigenaar van de grond. De notitie staat op de agenda van MT en DT en wordt vervolgens voorgelegd aan de RvC. Na goedkeuring wordt een projectmanager aan het project toegevoegd.
Na de reorganisatie in 2008 ben ik betrokken geraakt bij onderhandelingen aangaande projecten. Daarvoor deed [verdachte] de onderhandelingen alleen.
De verklaring van getuige [getuige 6] [G.04.02]:
De contacten met [bedrijf 4] liepen voornamelijk via [verdachte] . Dit gold voor de eerste contacten waarin onder andere afspraken werden gemaakt over de prijs waarvoor [bedrijf 1] het door [bedrijf 4] aangeboden onroerend goed kon kopen. Dit was altijd met [verdachte] .
De verklaring van getuige [getuige 6] [G.04.03]:
In de periode van 2003 tot 2008 ging het vooral om het verwerven van projectlocaties. Vervolgens is daarop een eigen ontwikkeling gemaakt. Later zijn we veel meer op turn-key basis projecten gaan verwerven. Alle risico’s liggen dan bij de projectontwikkelaar.
Binnen het mandaat was het in theorie mogelijk dat net binnen 4,5 miljoen euro een stuk grond werd gekocht, maar dat de ontwikkelkosten van de woningen bijvoorbeeld 500 miljoen euro bedroegen.
Projectontwikkelaars droegen projecten aan. De eerste gesprekken werden gehouden tussen [verdachte] en de projectontwikkelaars. De acquisitie lag helemaal bij [verdachte] .
De verklaring van getuige [getuige 7] [G.46.01]:
In de periode 2004-2008 was ik manager Marktbeheer bij [bedrijf 1] . Van circa 1992 tot april 2008 maakte ik deel uit van het MT. In 2008 ben ik directeur Klant en Markt geworden en werd ik lid van het DT.
Het MT behandelde allerlei zaken, maar uiteindelijk bepaalde de directeur-bestuurder. Wij hadden een adviserende rol.
Het MT en DT hielden gezamenlijk overleg. Daarin werd alles besproken. Voor de besluitvorming in het DT geldt hetzelfde als voor het MT.
[verdachte] was iemand die altijd een mening had en ik vond dat hij wel altijd vond dat zijn mening een feit was.
De verklaring van getuige [getuige 7] [G.46.02]:
Op 19 september 2001 is door de RvC een algemene volmacht afgegeven aan de directeur-bestuurder tot aankoop van percelen en bouwterreinen tot 31 december 2002. Er waren geen beperkingen. Deze is vervolgens tweemaal met een jaar verlengd. Daarna is de notitie inzake verwerving/vervreemding van 14 september 2004 gaan gelden (DOC.348). Later is de notitie opgenomen in het directie-/managementreglement.
De verklaring van getuige [getuige 8] [G.05.01]:
Sinds 1 januari 2004 ben ik in dienst bij [bedrijf 1] als controller. Sinds 1 april 2008 ben ik aangesteld als manager algemeen en financieel beheer. Sindsdien maak ik deel uit van het MT van [bedrijf 1] .
Voor de projecten met [bedrijf 4] geldt dat ik nooit betrokken was bij de beginfase en geen gesprekken heb gevoerd met projectontwikkelaars of voormalige eigenaren van onroerend goed. Dat is een directieaangelegenheid. Het MT kwam pas in beeld als het besluit door de directie is genomen om een bepaald project op te starten. [verdachte] mag tot 4,5 miljoen euro zelfstandig beslissen. Het MT wordt in feite pas bij een project betrokken op het moment dat het onroerend goed als is aangekocht.
De verklaring van getuige [getuige 9] [G.09.01]:
Ik ben in 1983 bij [bedrijf 1] begonnen als projectleider en heb me bezig gehouden met het ontwikkelen van nieuwbouwplannen. Begin 1985 ben ik MT lid geworden.
Vanaf 2004 is [bedrijf 1] de markt opgegaan om eigen projecten op te zetten. Mij wordt gevraagd naar de acquisitie. Deze kwamen bijna altijd via [verdachte] , de directeur bestuurder, binnen. Er zaten steeds dezelfde personen bij nieuwe projecten. Ik denk dan aan de personen bij [bedrijf 4] , Heja en Nieuwe Borgh.
Het voortraject is altijd een eerste contact en eerste overleg tussen [bedrijf 4] en [verdachte] . Die gesprekken vind je nergens terug. Voor ons begon het pas bij de aankoop. [verdachte] is er in mijn periode als MT-lid op gewezen dit niet alleen te doen. Hij heeft daar geen gehoor aan gegeven. Hij was duidelijk de baas binnen [bedrijf 1] . Hij deed dingen zelf en alleen.
De verklaring van getuige [getuige 10] [G.33.01]:
Ik ben sinds 1 oktober 2006 werkzaam bij [bedrijf 1] . Op 1 oktober 2008 ben ik na de reorganisatie gestart als manager Vastgoedprojecten. In die functie ben ik verantwoordelijk voor de realisatie van alle nieuwbouw- en onderhoudsprojecten. [getuige 9] bekleedde de functie voordat ik daarvoor werd aangenomen. [verdachte] was mijn direct leidinggevende. [verdachte] negeerde mensen uit de eigen organisatie volledig. Wat [verdachte] wilde gebeurde gewoon. Hij was heel dominant. [getuige 6] en [getuige 7] gingen heel erg met de nieuwbouwontwikkelingen mee.
De verklaring van getuige [getuige 10] [G.33.02]:
[verdachte] had tot € 4.500.000,- mandaat om projecten te verwerven. [verdachte] besliste vaak zelf of met de directieleden of een project aangekocht werd of werd voorgelegd aan de RvC. Hij deed de onderhandelingen met de ontwikkelaars alleen. Dat is altijd zo geweest en gebleven. Vanaf ongeveer 2006/2007 stelde [verdachte] met [getuige 6] contracten op.
Verklaringen van projectmanagers
De verklaring van getuige [getuige 11] [G.19.01]:
Ik ben projectmanager bij [bedrijf 1] . Na verwerving door de directie van de locaties ben ik verantwoordelijk voor de realisatie van de met name nieuwbouwprojecten. De eerste vier jaar tot 2008 werkte ik rechtstreeks onder [verdachte] . Daarna zijn er twee organisatielagen tussen mij en [verdachte] gekomen.
[bedrijf 4] is een partij die projecten aanbrengt. De projecten waar ik bij betrokken was, werden door [verdachte] bekeken. De onderhandelingen met [bedrijf 4] resulteerde, indien de verwervingsprijs paste binnen de financiële kaders van [bedrijf 1] , in het sluiten van een koopovereenkomst en de leveringsakte. Ik ben nooit direct betrokken geweest bij onderhandelingen over grondverwerving met [bedrijf 4] . Daar was [verdachte] bij betrokken.
Tot aan 2008 wist [verdachte] alles van de projecten. Hij kende alle details. Hij wist welke architect er op zat en welke aannemer erbij betrokken was. Na de reorganisatie heeft hij afstand genomen van de inhoud van de projecten en heeft hij deze taken toebedeeld aan [getuige 10] (lees: [getuige 10] ) en [getuige 6] (lees: [getuige 6] ). Waar [verdachte] 100% zijn stem in wilde laten gelden was de verwerving van het project dan wel de grond, de keuze van de architect en de keuze van de aannemer. Hij zat bovenop deze drie onderwerpen. Dat wilde hij op zijn manier regelen met de partijen die hij daarvoor aandroeg.
De verklaring van getuige [getuige 11] [G.19.08]:
Wij als projectmanagers vonden dat we te weinig betrokken werden bij de verwerving van onroerend goed. Bij feitelijke prijsonderhandelingen ben ik als projectontwikkelaar nooit betrokken. Dat gebeurde altijd op directieniveau. Met projectontwikkelaars en grondleveranciers onderhandelde [verdachte] dit altijd uit, enkele keren bijgestaan door [getuige 6] .
Ik heb me altijd verbaasd over de rol van [bedrijf 4] als acquisiteur ten aanzien van het aanbrengen van onroerend goed. Ik heb van [verdachte] begrepen dat hij een mondelinge afspraak had met de heren van [bedrijf 4] dat zij deze rol vervulden. Ik ben van mening dat wij zelf deze rol hadden kunnen vervullen omdat wij zelf de kennis en expertise hebben om dit te doen.
[verdachte] zei altijd dat het aanbrengen van locaties de opdracht van [bedrijf 4] was. Ik heb dat wel ter sprake gebracht bij [verdachte] , maar nam genoegen met zijn antwoord dat [bedrijf 4] dat voor ons deed. Ik keek op tegen [verdachte] en vertrouwde hem volledig. Ik ging er vanuit dat hij gelet op zijn ervaring en expertise wist waarmee hij bezig was. [verdachte] was een man die deed waar hij zelf zin in had.
De verklaring van getuige [getuige 12] [G.38.01]:
Ik heb van september 2002 tot juni 2007 gewerkt bij [bedrijf 1] . Ik was projectmanager en begeleidde nieuwbouwprojecten. Dat is vanaf het allereerste begin: het opstarten, aanvragen van architecten, aannemers, adviseurs, aanbesteden, bouwbegeleiding tot en met de oplevering. Ik kreeg een project als de grond of het pand al aangekocht was. Bij de acquisitie werden de projectmanagers niet betrokken. Dat was puur een zaak van [verdachte] . Hij betrok ons nooit bij de aankopen.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 12 december 2017:
Ik ben in oktober 2001 aangesteld als directeur-bestuurder bij woningbouwvereniging [bedrijf 1] . Aan mij was door de raad van commissarissen van [bedrijf 1] een mandaat verleend om registergoederen te verwerven. De achterliggende gedachte was dat ik slagvaardig moest kunnen optreden. Van 2001 tot 2004 was ik onbeperkt bevoegd dat te doen en tussen 2004 en 2008 is mijn bevoegdheid om zonder voorafgaande toestemming van de raad van commissarissen namens [bedrijf 1] registergoederen te verwerven begrensd tot een bedrag van 4.500.000,-- euro. De notitie van 14 september 2004 die aan die begrenzing ten grondslag lag is door mij opgesteld. De raad van commissarissen vond het niet nodig dat het managementteam unaniem instemde met een acquisitie. Die eis is toen vervallen. Tijdens de vergaderingen van de raad van commissarissen legde ik uit welke acquisities waren gedaan. Vanaf 2008 toen [getuige 6] en Heijntjes deel gingen uitmaken van het directieteam, waren zij ook bij vergaderingen aanwezig.
Bij [bedrijf 1] waren twee projectmanagers in dienst. Zij onderhielden de contacten met de marktpartijen met wie [bedrijf 1] in zee was gegaan.
Het klopt dat ik vaak de eerste acquisitie gesprekken voerde met marktpartijen. Na het eerste gesprek nam ik de beslissing of we met die marktpartij verder gingen. Dat was zo vastgelegd in het beleidsplan. Ik wilde betrokken zijn bij de keuze van de architect en de aannemer. Ik zag daar scherp op toe.
Het eerste contact met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] was toen zij een project aanboden met betrekking tot een school in Breda. Zij kwamen toen samen bij mij op kantoor.
Verklaringen over de rol van [bedrijf 4] binnen de projecten:
De verklaring van getuige [getuige 6] [G.04.02]:
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] zijn vastgoedondernemers. Zij gaan op zoek naar onroerend goed en proberen dit tegen een betere prijs te verkopen. [bedrijf 4] heeft voor [bedrijf 1] geen projecten ontwikkeld. Het was alleen het aanbrengen van onroerend goed.
De verklaring van getuige [getuige 9] [G.09.01]:
[bedrijf 4] is een andere projectontwikkelaar dan Heja. [bedrijf 4] is meer een handelaar. [bedrijf 4] ontwikkelde niets. Met [bedrijf 4] bedoel ik [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] . Er zit ook geen apparaat achter [bedrijf 4] . Het is gewoon een tweemansbedrijf. Ze waren altijd samen.
[bedrijf 4] had een rol als handelaar en dat is nooit anders geweest.
De verklaring van getuige [getuige 11] [G.19.01]:
[bedrijf 4] is een partij die locaties aanbrengt. [bedrijf 4] had, toen ik hier kwam werken de rol van acquisiteur. Daarnaast boden andere partijen projecten aan, zoals aannemers en projectontwikkelaars. [bedrijf 4] functioneerde meer als intermediair tussen [bedrijf 1] en de verkopende partijen. De ontwikkelaars kwamen vaak zelf met een locatie en bouwplan binnen. Wij maakten gebruik van het netwerk van [bedrijf 4] .
Ik ken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] van de projecten van [bedrijf 1] waarbij zij betrokken waren. [bedrijf 1] benaderde projecten altijd op een professionele wijze. [bedrijf 4] kwam niet professioneel op mij over, zeker op het gebied van contractvorming en het vastleggen van afspraken. De vraag is wat de intermediaire rol van [bedrijf 4] uiteindelijk waard is voor [bedrijf 1] en welke beloning daar tegenover moet staan.
De verklaring van getuige [getuige 11] [G.19.08]:
Ik heb me altijd verbaasd over de rol van [bedrijf 4] als acquisiteur ten aanzien van het aanbrengen van onroerend goed. Ik heb van [verdachte] begrepen dat hij een mondelinge afspraak had met de heren van [bedrijf 4] dat zij deze rol vervulden. Ik ben van mening dat wij zelf deze rol hadden kunnen vervullen omdat wij zelf de kennis en expertise hebben om dit te doen. De enige reden die ik mij kan voorstellen om [bedrijf 4] voor deze rol te consulteren was hun netwerk. Het klopt dat dit meer een adviesfunctie is. Ik kan me dan ook voorstellen dat er sprake zou zijn van een aanbrengfee of consultancykosten als vergoeding voor [bedrijf 4] . Ik zie echter geen reden om [bedrijf 4] als B partij in te voegen omdat voor zover ik heb kunnen terugvinden in de stukken er nagenoeg geen risico bij hen is weggelegd als bij een projectontwikkelaar die zelf ook risico’s neemt in een project.
Ik heb de rol van [bedrijf 4] nooit begrepen. Ik zag geen enkele toegevoegde waarde. Dit leefde op dezelfde manier bij andere projectmanagers van [bedrijf 1] , te weten [medewerker 1] , [getuige 12] en [getuige 9] .
Van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] kreeg ik nogal eens onvolledige gegevens of ik moest bij herhaling om gegevens vragen. Zij kwamen op mij amateuristisch en chaotisch over op het terrein van projectontwikkeling.
Het relaas van verbalisant [verbalisant 5] [AMB.132]:
Op of omstreeks 23 juli 2012 ontving het functioneel parket te ’s-Hertogenbosch een brief gedateerd 19 juli 2012 afkomstig van K. Rosielle, directeur ad interim van woningbouwvereniging [bedrijf 1] . In deze brief doet zij aangifte tegen verdachte [verdachte] .
De brief, die als bijlage is gevoegd bij ambtshandeling 132, houdt onder meer zakelijk weergegeven in dat als mocht blijken dat er gerede aanwijzingen bestaan dat [verdachte] en/of zijn medeverdachten betrokken zijn bij oplichting van [bedrijf 1] en de verkregen gelden zouden hebben witgewassen, [bedrijf 1] aangifte doet tegen [verdachte] en de andere verdachten van genoemde strafbare feiten en eventuele andere strafbare feiten.
In het bijzonder t.a.v. feit 1 (project Alvarezlaan):
De verklaring van getuige [getuige 13] [G.11.01]:
[betrokkene 2] en ik zijn ons 10 jaar geleden gaan toeleggen op het ontwikkelen van kwaliteitsappartementen. Wij wisten dat Postkantoren B.V. op den duur de nodige locaties zou gaan verkopen. Dit zijn perfecte locaties om appartementen te ontwikkelen. Wij hebben in 2004/2005 het postkantoor aangekocht in Terneuzen aan de Alvarezlaan. In de onderhandelingen met de gemeente Terneuzen gaf de gemeente aan ook het naastliggende gebied van het postkantoor mee te nemen in de ontwikkeling van ongeveer 100 appartementen. Op dat naastliggende gebied stond een sporthal. Wij hebben [bedrijf 12] een studie laten uitvoeren naar de mogelijkheden van de locatie (zie DOC 277: “studie ontwikkelingsmogelijkheden Alvarezlaan Terneuzen 4-11-2004”). De gemeente Terneuzen stemde in met deze architect.
Omdat Terneuzen een groot project werd en om de risico’s te delen hebben wij contact gezocht met [bedrijf 6] . [bedrijf 6] verwees ons naar een woningbouwvereniging. Ik heb toen contact gezocht met [verdachte] , directeur van woningbouwvereniging [bedrijf 1] , en heb op 23 juni 2005 met hem gesproken. Verder was niemand van [bedrijf 1] bij dat gesprek aanwezig. Ik heb het plan aan hem gepresenteerd. Ik heb het aangeboden en gevraagd of hij bereid was het plan geheel of gedeeltelijk over te nemen. [verdachte] wilde het plan geheel overnemen en zelf zijn architect kiezen. Dat was architect Van Aken uit Eindhoven.
[verdachte] gaf mij aan dat ik verder zaken moest doen met [medeverdachte 2] . Met [medeverdachte 2] moest ik het regelen. Ik kende [medeverdachte 2] niet en kreeg zijn telefoonnummer van [verdachte] . Ik heb telefonisch contact gezocht met [medeverdachte 2] en we hebben een afspraak gemaakt. We hebben toen kennis gemaakt met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . Wij hebben een plan gepresenteerd dat klaar was en waaraan de gemeente Terneuzen meewerkte. Omdat het plan klaar was heb ik ook een prijs kunnen noemen; ik dacht 2,6 miljoen euro.
Mij wordt gevraagd welke werkzaamheden zijn uitgevoerd door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . In onze waarneming geen enkele andere werkzaamheid dan het voorbereiden van de transactie bij de notaris. Er is tussen onze aanbieding van het traject en de overdracht van de locatie niet ontwikkeld in het project. We hadden zonder meer de onderhandelingen met [bedrijf 1] kunnen doen en ik ben er van overtuigd dat [bedrijf 1] dan goedkoper uit zou zijn geweest.
Het relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] [AMB.004]:
Ten overstaande van ons werd een verklaring afgelegd door [getuige 13] . Hij gaf uitleg omtrent het tijdsverloop betreffende de verkoop van het postkantoor en het sporthalcomplex in Terneuzen en baseerde zich daarbij op de aantekening in de agenda van 2005 die hij bij zich had. Zakelijk weergegeven verklaarde [getuige 13] onder meer dat:
• Op 23 juni 2005 om 16.00 uur het eerste gesprek met de heer [verdachte] heeft plaatsgevonden.
• [verdachte] in dat eerste gesprek op 23 juni 2005 volledig werd geïnformeerd over het plan en de locatie. In dat gesprek zegt [verdachte] tegen [getuige 13] geïnteresseerd te zijn in het project maar dat [getuige 13] maar met [medeverdachte 2] contact op moest nemen. [getuige 13] kende [medeverdachte 2] niet.
• Het eerste telefonisch contact met [medeverdachte 2] is geweest op 24 augustus 2005. Op 5 september 2005 was de eerste afspraak met [medeverdachte 2] .
• De heer [medeverdachte 4] altijd aanwezig was bij de besprekingen tussen [getuige 13] en [medeverdachte 2] .
• Op 8 november 2005 de B.V.’s van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] een bod doen op het project.
• Op 18 november 2005 het bod wordt besproken door [getuige 13] enerzijds en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] anderzijds.
• Het tijdens de onderhandelingen ging het over de garantie die normaliter wordt opgenomen in het koopcontract. [medeverdachte 2] verklaarde tijdens deze onderhandelingen dat er geen garantie gesteld hoefde te worden omdat de woningbouwcorporatie [bedrijf 1] toch garant stond.
• Op 8 februari 2006 de B.V. van [medeverdachte 2] zich terug trekt. De koper wordt [bedrijf 4] , een B.V. van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . […]
De verklaring van getuige [getuige 13] , afgelegd bij de rechter-commissaris:
Wij, [bedrijf 2] , hebben het postkantoor aan de Alvarezlaan gekocht waarin we appartementen wilden realiseren. Ik werd ik verwezen naar [bedrijf 1] in Breda. Ik ben vervolgens naar [verdachte] gegaan en heb hem gesproken op zijn kamer op het kantoor. Hij was enthousiast en zei dat ik zaken moest doen met [medeverdachte 2] en diens partner [ [medeverdachte 4] ]. Ze zaten daar in het verlengde van [bedrijf 1] .
De verklaring van getuige [getuige 11] [G.19.02]:
Met betrekking tot het project Alvarezlaan te Terneuzen heb ik een brief gezien van [bedrijf 4] van 8 november 2005. In die brief stond een aanbieding van 2,7 miljoen euro. Daarbij was gemeld dat 90 appartementen op de locatie te realiseren zouden zijn. Dit is later onderbouwd met een ontwikkelstudie van [bedrijf 12] . De koopovereenkomst tussen [bedrijf 4] en De [bedrijf 2] annex [bedrijf 5] heeft als model gestaan voor de koopovereenkomst tussen [bedrijf 4] en [bedrijf 1] . De enige afwijking betreft de verwervingsprijs en een voorwaarde. Het betreft een postkantoor en sporthal naast elkaar gelegen.
Mijn rol in dit project was die van projectmanager. Ik zorgde ervoor dat [bedrijf 4] haar afspraken nakwam en nam de verdere projectontwikkeling ter hand in bouwteamverband met [bedrijf 6] . De door [bedrijf 4] gerealiseerde waardesprong in deze ABC-transactie in verhouding tot de door [bedrijf 4] geleverde prestatie is grof betaald, buitenproportioneel als je het omrekent naar een uurtarief van € 200,-- per uur.
De verklaring van getuige [getuige 16] [G.27.02]:
[
De getuige betreft de directeur van [bedrijf 6]]
Wij zijn voor het project Alvarezlaan benaderd door [getuige 13] van [bedrijf 5] . [bedrijf 5] heeft een bedrijf genaamd [bedrijf 2] . Zij hebben ons gevraagd om samen het project aan de Alvarezlaan verder te ontwikkelen. [bedrijf 2] had het postkantoor gekocht. De gemeente Terneuzen was op de hoogte van het project en had verzocht om ook de aangrenzende locatie van de sporthal in de ontwikkeling te betrekken. Wij zijn als partner meegegaan in dit project. Dit project is in eerste aanleg ontwikkeld met [bedrijf 2] en [bedrijf 12] Deze architect heeft een studie gemaakt en die is voorgelegd aan de gemeente Terneuzen. De gemeente ging akkoord met de bouw van 90 appartementen en was bereid de sporthal te verkopen om de realisatie van dit plan mogelijk te maken. Op enig moment hoorde ik van [getuige 13] dat woningbouwvereniging [bedrijf 1] het hele project had overgenomen. [bedrijf 6] heeft de sporthal aangekocht en het postkantoor en de sporthal zijn daarna doorverkocht. Er is uiteindelijk een overeenkomst gesloten tussen [bedrijf 6] en [bedrijf 1] over de bouw van de appartementen. Er zijn gesprekken gevoerd om tot een overeenkomst te komen met [getuige 6] , [verdachte] en [getuige 11] van [bedrijf 1] . [medeverdachte 4] was ook bij die gesprekken aanwezig. Ik kan mij niet herinneren dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] werkzaamheden in dit project hebben gehad.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] [V.03.09]:
Project: Postkantoor en sportschool te Terneuzen
In dit project hebben wij geen noemenswaardige werkzaamheden in verricht. Alleen dat wij gebeld zijn door de heren van [bedrijf 2] . Dit was een echt handelsproject. Op ontwikkelgebied hebben wij hier niets mee gedaan.
Het relaas van verbalisant [verbalisant 2] [AMB.039]:
Het bedrijf [bedrijf 2] is onderdeel van het bedrijf [bedrijf 5] waarvan [betrokkene 2] en [getuige 13] eigenaar/directeur zijn.
In de inbeslaggenomen administratie bij de [bedrijf 4] werd in een ordner met het opschrift: "Alvarez Terneuzen / Bresserstraat Oosterhout / Nwe Ginnekenstraat" werd onder meer het volgende document aangetroffen:
- Brief van [bedrijf 4] aan Woningbouwvereniging [bedrijf 1] t.a.v. de heer [verdachte] d.d. 8 februari [
het hof begrijpt: november] 2005. In deze brief verklaart Woningbouwvereniging [bedrijf 1] [verdachte] directeur) zich bereid [
door te tekenen voor akkoord] om een bedrag van € 2.700.000,-- te betalen voor onroerend goed op de Alvarezlaan te Terneuzen (postkantoor en sporthal).
De akte van levering betreffende de verkoop van ‘Alvarezlaan’ door [bedrijf 2] aan [bedrijf 4] aan Vereniging [bedrijf 1] [DOC.013]:
Op 14 maart 2006 verschenen voor de notaris te Dongen:
1. [getuige 13] , [indirect] vertegenwoordigende [bedrijf 2] , hierna te noemen: Verkoper.
2. [medeverdachte 2] , [indirect] vertegenwoordigende [bedrijf 11] ., hierna te noemen: Koper.
Die verklaarden dat verkoper aan koper heeft verkocht […]:
I. het postkantoor met ondergrond, omliggende grond en verdere aanhorigheden te 4536 BA Terneuzen, Alvarezlaan 1 b,
II. een perceel grond met de daarop staande sporthal [adres 3]
De koopprijs bedraagt: € 2.225.000,00,
De akte is door de comparanten en de notaris ondertekend.
De akte van levering betreffende de verkoop van ‘Alvarezlaan’ door [bedrijf 4] aan Vereniging [bedrijf 1] [DOC.014]
Op 14 maart 2006 verschenen voor de notaris te Breda:
1. [medeverdachte 4] , [via [bedrijf 4] ] vertegenwoordigende [bedrijf 4] hierna te noemen: Verkoper.
2. de gevolmachtigde van Vereniging [bedrijf 1] , hierna te noemen: Koper.
Die verklaarden dat verkoper aan koper heeft verkocht […]:
I. het postkantoor met ondergrond, omliggende grond en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te 4536 BA Terneuzen, Alvarezlaan 1 b,
II. een perceel grond met de daarop staande sporthal [adres 3] ", staande en gelegen te [adres 3] .
De koopprijs bedraagt: € 2.700.000,00,
De akte is door de comparanten en de notaris ondertekend.
Rekeningafschrift t.n.v. Woningbouwvereniging St. [bedrijf 1] [DOC.1441]:
Een rekeningafschrift van de Rabobank-rekening t.n.v. Woningbouwvereniging St. [bedrijf 1] , waarop staat vermeld dat op 14 maart 2006 een bedrag van € 2.866.573,67 is afgeschreven met omschrijving: “Roelen Notarissen - zaaknr. […] Aankoop postkantoor en sporthal Terneuzen”.
In het bijzonder t.a.v. feit 3 (project [bedrijf 7] ):
Het relaas van verbalisant [verbalisant 2] [AMB.200]:
Op 19 januari 2006 wordt een "samenwerkingsovereenkomst Herontwikkeling Schuttershofweg 11 / 15 te Terneuzen" (verder: ‘SOK’, DOC.279) ondertekend. In deze SOK staan genoemd als:
Opdrachtgever: Woningbouwvereniging [bedrijf 1] vertegenwoordigd door de [verdachte] en [bedrijf 4] vertegenwoordigd door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] .
Ontwikkelaar c.q. Aannemer: [bedrijf 6] vertegenwoordigd door [getuige 16] en [getuige 17]
Partijen: Gezamenlijk opdrachtgever en ontwikkelaar.
Deze vertegenwoordigers hebben de SOK ondertekend te Terneuzen op 19-01-2006.
De SOK vermeldt onder meer als overweging: De partijen willen realiseren op de locatie Schuttershofweg, 75 woningen, commerciële ruimte en parkeervoorzieningen.
Het relaas van verbalisant [verbalisant 8] [AMB.019]:
Uit de opgevraagde concernrelaties met betrekking tot LW [bedrijf 13] bleek de navolgende concernstructuur:
Het relaas van verbalisant [verbalisant 9] [AMB.254]:
In dit proces-verbaal relateer ik mijn bevindingen met betrekking tot de aandelen LW [bedrijf 13]
Op 25 april 2007 richtten [bedrijf 6] ], [bedrijf 4] en [bedrijf 1] werkmaatschappij " [bedrijf 7] " op die het project [bedrijf 7] zou realiseren. De aandelen werden voor 50% door LW [bedrijf 13] . en voor 50% door [bedrijf 6] gehouden. De bouwlocaties die al in bezit van de [bedrijf 6] waren, werden aan [bedrijf 7] verkocht. Daarnaast richtten [bedrijf 1] en [bedrijf 4] op 25 april 2007 een nieuwe vennootschap LW [bedrijf 13] op (DOC.281), waarbij zij elk 50% van aandelen verkregen. Op 20 april 2007 betaalde [bedrijf 4] € 9.000 op rekeningnummer 1228.38.823 ten name van LW [bedrijf 13] . [bedrijf 1] betaalde eveneens € 9.000.
Op 21 november 2007 sloten de drie partijen een aanvullende samenwerkingsovereenkomst (ASOK). Als bijzonderheid geldt hier dat bij het moment van ondertekenen de voorgecalculeerde brutomarge moest worden opgenomen. Dit punt was op uitdrukkelijke wil van [verdachte] (G.27.01). De brutomarge bedroeg volgens de handgeschreven tekst voor [bedrijf 6] € 1.000.000, voor [bedrijf 1] € 600.000 en voor [bedrijf 4] € 500.000. Deze tekst werd zodoende alsnog handmatig op pagina 6 en 7 geschreven en door de betrokken partijen geparafeerd. Ik merk daarover het volgende op.
1. De ASOK bevat onder artikel 9.2 een bepaling over de brutomarge […] Vanuit deze bepaling bezien is niet duidelijk wat het doel was van de handgeschreven aanvulling, althans is geen reden bekend over de noodzaak om aanvulling van de ASOK met een afspraak over verdeling van een theoretische opbrengst.
2. De genoemde bedragen zijn steeds theoretisch omdat de werkelijke opbrengst uiteraard pas na definitieve afronding van het project kan blijken. Ten tijde van het ondertekenen van de ASOK moest de bouw nog beginnen.
3. De winstverdeling is een gegeven dat voortvloeit uit de statuten van de vennootschap waarin bepalingen zijn opgenomen over het soort en aantal aandelen dat wordt gehouden. In dit geval zijn uitsluitend 'gewone' aandelen uitgegeven, waarbij LW [bedrijf 13] en [bedrijf 6] ieder voor 50% in de winst delen. Het staat de aandeelhouders helemaal vrij om naar eigen behoefte zelf een besluit te nemen over een winstdeling.
Uit de informatie die is te vinden op het [bedrijf 4] Intranet (DOC.543) bij de datum 18 november staat te lezen: "tekenen 21 nov. om 13.00 uur. [verdachte] wil garages bij de woningen (18 st.) [medeverdachte 4] gaat 19 nov met hem eten om dit, en onze exit te bespreken".
[medeverdachte 2] stuurde op 20 november 2007 om 19:04 een e-mailbericht (DOC.1062) aan [medeverdachte 4] met daarin de volgende tekst:
"Hoi, [medeverdachte 4] , dit bestandje geeft de gevolgen weer van het feit dat we maar 2.175.000 te verdelen hebben en [bedrijf 1] 600.000 beurt. Kijk maar of je er iets mee kunt. Groeten [medeverdachte 2] ."
Bij het bericht was een bijlage gevoegd met de naam "marge Terneuzen.xls" waarin een berekening is gemaakt van de marge Terneuzen voor [bedrijf 6] , [bedrijf 1] en [bedrijf 4] . Onder het overzicht staat: "Conclusie: als we uitgaan van een marge van 2.170.000 en we gunnen [bedrijf 1] 600.000 kost dat [bedrijf 6] 37.500 en [bedrijf 4] 18.750 resultaat (zie onder C)”
Om 20:23 uur stuurde [medeverdachte 2] een tweede e-mailbericht (DOC.1060) met onderwerp "Terneuzen" aan [medeverdachte 4] , waarin is te lezen:
"Hoi [medeverdachte 4] , het zou denk ik wel te bont worden als het vervolg van het verhaal zou zijn 525-(600.000/3) =325.000! Kan ook beter: 525000-(525.000/3)=350.000. [bedrijf 4] valt in het slechtste scenario terug van 400.000 naar 350.000 tot 325.000. Als we echter morgen kunnen tekenen en van het verhaal af kunnen wil ik er nog wel eens over denken en moeten we ons hard proberen te maken voor 350.000. Bel nog maar even, groet wederom [medeverdachte 2] ."
Op grond van de voorgenomen exit stuurde [medeverdachte 4] namens [bedrijf 4] op 4 december 2007 een brief (DOC.280) aan [bedrijf 1] waarin werd verzocht om het winstdeel ad € 500.000 uit te betalen in de vorm van een voorschot op de verkoop van de aandelen LW [bedrijf 13] Dit bedrag komt overeen met dat uit de handgeschreven aanvulling in de ASOK.
De koopprijs van de aandelen werd berekend door [getuige 6] , financieel directeur van [bedrijf 1] . Hij stelde voor om 50% van de vermoedelijke brutomarge direct uit te betalen, waarbij ook rekening moest worden gehouden met de verschuldigde 25% vennootschapsbelasting. Het andere deel zou volgen na vaststellen van het definitieve resultaat. Recapitulerend bedroeg de koopsom € 187.500 (DOC.387). Dit voorstel werd door [verdachte] gewijzigd in een hoger bedrag.
Volgens de aantekeningen op het document met de gegevens over deze berekening door Peijen (DOC.389), wordt de brutomarge van € 500.000 verminderd met € 150.000 tot € 350.000, waarover de vennootschapsbelasting van 25% werd berekend, zodat het saldo € 262.500 bedroeg.
[…] Op 21 december sloten [bedrijf 1] met [bedrijf 4] een overeenkomst tot verkoop van de aandelen aan [bedrijf 1] voor € 262.500. [bedrijf 1] betaalde echter € 262.000 aan [bedrijf 4] Ik merk hierbij op dat [bedrijf 1] hiermee een voorschot betaalde op de winst van [bedrijf 7] Die winst was toen onzeker omdat de bouw in februari 2008 nog moest starten.
Declaratieformulier van [bedrijf 1] [DOC.871]:
Declaratieformulier van [bedrijf 1] op naam van werknemer: [verdachte] .
Vermeldt een diner d.d. 19 november 2007 met toelichting "+ dhr. [medeverdachte 4] ".
De e-mail met bijlage ‘marge Terneuzen.XLS’ [DOC.1062]:
From: [medeverdachte 2]
Sent: 20-11-2007
To: [bedrijf 4] en [medeverdachte 4]
Subject: E-mail met bijlage ‘marge Terneuzen.XLS’
Hoi [medeverdachte 4] , dit bestandje geeft de gevolgen weer van het feit dat we maar 2.175.000 te verdelen hebben en [bedrijf 1] 600.000 beurt. Kijk maar of je er iets mee kunt. Groeten [medeverdachte 2] .
[
de bijlage ‘marge Terneuzen’ vermeldt]
Onder C:
Marge 2.175.000
[bedrijf 1] 600.000
[bedrijf 6] 1.050.000
[bedrijf 4] 525.000
Brief van [medeverdachte 4] aan Woningbouwvereniging [bedrijf 1] t.a.v. [verdachte] [DOC.280]:
[
briefhoofd: ‘ [bedrijf 4] ’]
Woningbouwvereniging [bedrijf 1] - T.a.v. [verdachte] .
's-Gravenmoer, 4 december 2007.
Betreft: Project [bedrijf 7] Terneuzen.
Geachte heer [verdachte] ,
Zoals besproken in het prettige onderhoud dat wij op 3 december jl. met u mochten voeren, verzoeken wij u hierbij schriftelijk om nog in 2007 het resultaatdeel van [bedrijf 4] op het project [bedrijf 7] Terneuzen ad. € 500.000,- excl. BTW, aan ons uit te betalen, hetzij als voorschot op het resultaat, dan wel d.m.v. aandelenoverdracht in LW [bedrijf 13] aan woningbouwvereniging [bedrijf 1] .
[…] Met vriendelijke groet, [medeverdachte 4]
De overeenkomst tot koop van aandelen [DOC.311]:
(19 december 2007) [bedrijf 1] ., rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur [verdachte] , en [bedrijf 4] , rechtsgeldig vertegenwoordigd door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] , komen overeen dat [bedrijf 4] aan [bedrijf 1] 90 aandelen verkoopt in het kapitaal van LW [bedrijf 13] De koopsom bedraagt € 262.500,--. Met deze koop en verkoop worden alle aandelen, die door [bedrijf 4] in LW [bedrijf 13] worden gehouden, overgedragen aan [bedrijf 1] , waarmee [bedrijf 1] alle aandelen van LW [bedrijf 13] gaat houden. [
de overeenkomst is door de vertegenwoordigers van partijen ondertekend]
De verklaring van getuige [getuige 16] [G.27.01]:
V: Wat kunt u ons vertellen over het project [bedrijf 7] ? […]
A: Onze makelaar [bedrijf 10] , die voor ons ook woningen verkoopt, kwam met het contact dhr. [medeverdachte 2] van het bedrijf [bedrijf 3] . [bedrijf 10] had in een project in Hulst al
samengewerkt met deze [medeverdachte 2] . Wij wisten dat deze [medeverdachte 2] contact had met [bedrijf 1] in Breda. Er is in eerste instantie gesproken met dhr. [medeverdachte 2] waarbij de mogelijkheden zijn onderzocht dat hij het project in het geheel zou overnemen en dat wij als bouwer zouden optreden. Later is deze ontwikkeling verder gegaan met [bedrijf 1] . [bedrijf 1] is door [medeverdachte 2] hierbij gehaald. Ook het bedrijf [bedrijf 4] van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] was hierbij betrokken.
[…] V: Onderaan de pagina 6 en bovenaan de pagina 7 van de ASOK staat met de pen een passage geschreven onder 9.1 en 9.2. Waarom is deze passage met de pen geschrevenen en niet opgenomen in de getypte tekst?
A: Wij waren al heel vaak bij elkaar geweest om deze overeenkomst af te ronden. Op 21 november
2007 waren wij weer bij elkaar om de overeenkomst af te ronden. Dat was ergens in een restaurant
in Breda. Toen kwam [verdachte] met het feit dat hij steeds van ons had gehoord dat er een
brutowinst van 2.4 miljoen in dit project zou worden gerealiseerd, waarvan 600.000 euro voor
[bedrijf 1] . Dit was zijn perceptie en er is ook wel over bedragen gesproken maar dat is natuurlijk
altijd een aanname. De winst blijkt pas op het eind van een project. Er ontstond daar toen een discussie over en [verdachte] maakte er echt een punt van en zou mogelijk niet gaan tekenen. Daarom is deze passage daar toen ter plaatse bijgeschreven.
De verklaring van getuige [getuige 6] [G.04.07]:
In het project [bedrijf 7] in Terneuzen zouden een aantal woningen gerealiseerd worden waarvan [bedrijf 1] er 15 à 18 zou afnemen. In de contractvorming in die tijd, waar [verdachte] bij betrokken was, is afgesproken om maximaal 24 woningen af te nemen van [bedrijf 7] wanneer de verkoop zou tegenvallen. LW [bedrijf 13] is daarvoor opgericht: 50% was [bedrijf 1] en 50% [bedrijf 4] . En LW [bedrijf 13] en [bedrijf 6] hadden ieder 50% in [bedrijf 7] Vanaf juli 2008 was ik als DT-lid betrokken bij dit project.
Mij wordt een brief getoond d.d. 4 december 2007 van [bedrijf 4] (dhr. [medeverdachte 4] ) aan [bedrijf 1] (dhr. [verdachte] ) (DOC.280). Ik ken deze brief. Het betreft de vraag van [bedrijf 4] uit het project te stappen.
U houdt mij voor dat op 21 december 2007 er een overeenstemming is tot koop van aandelen LW Beheer B.V.
tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 8] voor een prijs van € 262.500 (DOC.311). Hiermee wordt [bedrijf 1] . voor 100% eigenaar van de LW [bedrijf 13] en voor 50% eigenaar van [bedrijf 7] . Dit is niet het voorstel zoals ik aan [verdachte] heb gedaan. Hij heeft mijn voorstel niet
overgenomen. De prijs van € 262.500 is een door [verdachte] vastgestelde prijs. Mijn voorstel was € 187.500,- (DOC.387 en DOC.389), waarbij ik ben uitgegaan van een korting van 50% op het gegarandeerde resultaat, na
verrekening van 25% vennootschapsbelasting. In het voorstel van mij heb ik geen rekening gehouden met de verrekening van € 600.000,- korting, maar voorzichtigheidshalve wel met een uitkeringspercentage van 50%. Waarbij achteraf op basis van de daadwerkelijk behaalde resultaten dit naar boven toe gecorrigeerd kon worden. Ik heb dat gedaan, omdat dat resultaat eerst maar eens behaald diende te worden. In de uiteindelijke overeenkomst (DOC.311) is het een hoger bedrag geworden. De beslissing tot de aankoop van de aandelen [bedrijf 13] van [bedrijf 4] is door [verdachte] genomen.
Het relaas van verbalisant [verbalisant 2] [AMB.201]:
In dit proces-verbaal wordt nader ingegaan op de aanvullende samenwerkingsovereenkomst DOC.312.
Op 21 november 2007 wordt een "aanvullende samenwerkingsovereenkomst Herontwikkeling Schuttershofweg" ondertekend. Hierin staan genoemd als partijen:
1. Woningbouwvereniging [bedrijf 1] vertegenwoordigd door [verdachte] ;
2. [bedrijf 4] , vertegenwoordigd door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] ;
3. [bedrijf 7] , vertegenwoordigd door haar directeuren LW [bedrijf 13] en Aannemersbedrijf
[bedrijf 6] welke vertegenwoordigd worden door [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] respectievelijk door [getuige 16]
4. Aannemersbedrijf [bedrijf 6] , vertegenwoordigd door [getuige 16] en [getuige 17] .
Deze partijen / vertegenwoordigers hebben de overeenkomst ondertekend te Breda op 21-11-2007.
Per artikel uit de aanvullende overeenkomst worden hieronder de afspraken weergegeven.
[…] Artikel 3: Om [bedrijf 7] in staat te stellen om aan de betalingsverplichting te voldoen verstrekt [bedrijf 1] een geldlening van € 2.700.000,-- waarvan de looptijd eindigt 2 jaar nadat het hele project is opgeleverd. Hiernaast verleend [bedrijf 1] [bedrijf 7] een rekening-courant faciliteit van
€ 2.300.000,-- met dezelfde looptijd als de geldlening. Indien [bedrijf 7] als gevolg van de verkoop appartementsrechten niet meer voldoende zekerheid biedt met betrekking tot de geldlening en de rekening-courant faciliteit zullen Aannemersbedrijf [bedrijf 6] en LW [bedrijf 13] als hoedanigheid van aandeelhouder [bedrijf 7] een bankgarantie of concerngarantie stellen.
Artikel 4: [bedrijf 7] zal met [bedrijf 1] een koop / aannemingsovereenkomst sluiten voor de 18 appartementen met bergingen en parkeerplaatsen. [bedrijf 1] draagt zorg voor de verhuur van deze woningen.
Artikel 6: [bedrijf 1] neemt 18 appartementen af tegen een prijs van € 120.000 VON.
Artikel 7: [bedrijf 1] verplicht zich om maximaal 24 onverkochte appartementen te verwerven. […]
Met de pen is onderaan de bladzijde geschreven “Ad 9.1 en 9.2. De bruto marge wordt vastgesteld op € 2.100.000,--, dit is inclusief de verrekening van alle kosten en inkomsten uit hoofde van de nog te sluiten / dan wel aan te passen overeenkomsten met de Grutterij. 1 De verdeling van de bruto marge is € 600.000,-- voor [bedrijf 1] , € 500.000,-- voor [bedrijf 4] en € 1.000.000,-- voor [bedrijf 6] ”.
Rekeningafschrift t.n.v. [bedrijf 4] [DOC.1192]:
Een rekeningafschrift van de Rabobank-rekening t.n.v. [bedrijf 4] , waarop een creditbedrag van 262.000,00 euro staat vermeld met omschrijving “ [bedrijf 1] – Aandelenoverdracht [bedrijf 13] ” (datum 21 december 2007).
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 13 december 2017:
Ik heb de ASOK getekend. Ik wilde die winstverdeling vastgeklikt hebben. Ik heb van [getuige 6] begrepen dat [bedrijf 4] er uit wilde stappen en tegen hem gezegd dat hij het maar uit moest werken. Het klopt dat ik het bedrag dat [getuige 6] berekende te laag vond.
In het bijzonder t.a.v. feit 6:
De verklaring van getuige [getuige 14] [G.51.01]:
Ik ben directeur/eigenaar van [bedrijf 9] en enig aandeelhouder. [bedrijf 9] houdt aandelen in Nieuwe Borg.
[bedrijf 9] is mijn "personal holding".
Ik heb het [
schilderij ‘Zwarte Vlag’] namens [bedrijf 9] gekocht van een kunsthandelaar. Ik heb dit schilderij op een gegeven moment weggeven aan [verdachte] , de vroegere directeur van [bedrijf 1] . Ik schat in de eerste helft van 2010. Hij heeft het schilderij aangenomen.
Ik neem aan dat als er regels waren voor wat betreft het aannemen van cadeaus [verdachte] wel naar de waarde gevraagd had. Dit heeft hij echter niet gedaan. Hij heeft het schilderij gewoon aangenomen en er verder niets over gevraagd. Hij heeft het schilderij ook niet terug gegeven.
Het relaas van verbalisant [verbalisant 10] [AMB.069]:
Ik heb een onderzoek ingesteld naar de herkomst van het schilderij dat werd aangetroffen tijdens de doorzoeking in de woning van de verdachte [verdachte] aan de [adres 2] . Dit schilderij, genaamd ‘Zwarte vlag’.
Op 17 juli 2012 ontving ik een factuur van het schilderij. Ik zag dat het schilderij was verkocht aan [bedrijf 9] te Roosteren in november 2009 voor € 12.000,-. […]
Volgens de website van [bedrijf 1] (05-12-2011), ontwikkelen [bedrijf 1] en Nieuwe Borg samen diverse projecten, waaronder een woonwijk genaamd Willemskwartier te Tilburg (418 woningen en commerciële ruimten) en Stationspark Meander (194 appartementen).
De verklaring van getuige [getuige 15] [G.07.01]:
Ik ben directiesecretaresse bij [bedrijf 1] sinds 1 oktober 2005.
De verklaring van getuige [getuige 15] , afgelegd bij de rechter-commissaris:
Mijn werkruimte was naast het kantoor van [verdachte] . Raadsvrouwe vraagt of [verdachte] besprekingen had met externe partijen. […] Raadsvrouwe vraagt wie die externen dan waren. Mij schiet de naam Nieuwe Borg te binnen.
Het relaas van verbalisant [verbalisant 4] [AMB.074]:
[bedrijf 1] is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel komt naar voren dat [verdachte] sinds 01-10-2001 is aangesteld als enig directeur / bestuurder, volledig bevoegd.
Het relaas van verbalisant [verbalisant 5] [AMB.127]:
Op de website [bedrijf 1] .nl van woningbouwvereniging [bedrijf 1] trof ik de [bedrijf 1]
integriteitscode aan, vastgesteld op 21 oktober 2008, gewijzigd 8 oktober 2009. De integriteitscode wordt als bijlage DOC.600 in het dossier gevoegd.
De [bedrijf 1] integriteitscode [DOC.600]:
In dit document wordt een integriteitcode met daarbij behorende gedragsregels beschreven om toezichthouders, bestuur, management en medewerkers houvast te bieden bij integer handelen.
De integriteitcode is vastgesteld en goedgekeurd door de raad van commissarissen op 21 oktober 2008 en treedt in werking op 21 oktober 2008.[…]
De volgende uitgangspunten dienen bij het aanvaarden van geschenken in acht te worden genomen:
[…] 4. geschenken van partijen waarmee [bedrijf 1] in onderhandeling is of mogelijk komt of waarmee [bedrijf 1] (mogelijk gaat) samenwerken worden nooit aanvaard.
Ten aanzien van acceptatie gelden de volgende richtlijnen:
[…] ontvangst van relatiegeschenken moet altijd gemeld worden bij de leidinggevende. Bij twijfel over de waarde (boven 'alledaags karakter') van het relatiegeschenk, maakt de leidinggevende de afweging of het geschenk aangenomen mag worden.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 december 2017:
Het klopt dat ik van iemand een schilderij heb gekregen en dat ik dat niet heb gemeld bij [bedrijf 1] . Het klopt dat ik doel op het schilderij ‘Zwarte Vlag’ dat cadeau is gedaan door [getuige 14] . Ik heb het in 2010 cadeau gekregen. Door [getuige 14] zijn ook giften aan [bedrijf 1] gedaan welke op het kantoor van [bedrijf 1] zijn gebleven.
In het bijzonder t.a.v. feit 7:
Het relaas van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 4] [AMB.052]:
Op 22 mei 2012 vond een doorzoeking plaats in de woning van [broer verdachte] te Nuenen. Omstreeks 21.30 uur is een algemeen opsporingsambtenaar van ILT-IOD in de kruipruimte gegaan. Hij trof daar op de door [verdachte] omschreven plaats onder een laag zand een groot pakket aan. Nadat het pakket was uitgepakt zag ik, [verbalisant 9] , een zwarte koffer. Bij het openen van de koffer zag ik dat deze met twee schotten in drie compartimenten was verdeeld. Ik zag dat zich in de bovenzijde onder meer drie grote stapels bankbiljetten van € 200 bevonden en tevens enkele coupures van € 500. Ook zag ik dat elke stapel bankbiljetten met een wikkel bijeen was gehouden, welke stapel vervolgens met wikkels in vijf kleinere stapels was onderverdeeld. Bij het optillen van het tweede schot zag ik dat zich daaronder nog een hoeveelheid contant geld bevond, bestaande uit bankbiljetten in coupures van € 500, € 200 en € 100.
Het relaas van verbalisant [verbalisant 11] [AMB.041]:
Op 24 mei 2012 heeft financieel rechercheur [verbalisant 9] enveloppen, inhoudende eurobiljetten afgegeven aan het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag. Dit geld is aangetroffen in de kruipruimte onder de woning van M.A.M..E. Vermeulen. Het NFI heeft het aangetroffen geld gedroogd en vervolgens geteld.
Het rapport van het NFI [DOC.285]:
Ontvangen via [verbalisant 9]
Datum ontvangst 24 mei 2012
De resultaten van de telling van de documenten zijn weergegeven in Tabel 2.
Tabel 2 vermeldt [totaal] 1579 x € 200 en 142 x € 100 en 740 x € 500. Totaal aan waarde: € 700.000.
Het relaas van verbalisant [verbalisant 9] [IBN.E.001]:
Op 21 mei 2012 werd binnengetreden in de woning van verdachte [verdachte] op het adres [adres 2] Na aanbellen deed een persoon de deur open. Deze persoon verklaarde [verdachte] te zijn. Op vragen verklaarde hij dat er geen contante geldbedragen in de woning zouden zijn.
Tijdens de doorzoeking trof één van de zoekers in de ouderslaapkamer een kleine kast aan die was ingericht met voorzieningen voor warm en koud water van de naastgelegen badkamer. Achter de leiding van de boiler trof de zoeker een doorzichtige plastic zak aan met daarin een gebruiksaanwijzing van de boiler. Tussen de gebruiksaanwijzing bevond zich een envelop met daarop het logo van de Rabobank, alsmede een handgeschreven aantekening: "12.000". In de envelop werd een hoeveelheid contant geld aangetroffen, bestaande uit 6 bankbiljetten van € 100 en 129 bankbiljetten van € 50, totaal € 7.050.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 december 2017:
Het geld in de koffer die is aangetroffen in de kruipruimte van de woning van mijn broer is van mij. Ik heb het geld daar verstopt.
De enveloppe met contant geld, die in mijn woning achter een boiler is aangetroffen, is van mij en heb ik daar verstopt.