ECLI:NL:HR:2016:553

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
5 april 2016
Zaaknummer
14/04151
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in een strafzaak betreffende witwassen en verzoek tot voeging van bewijsstukken

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor witwassen. De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring van het verbergen en verhullen van de herkomst van een geldbedrag niet naar de eisen van de wet is onderbouwd. De verdachte had op 20 juni 2013 een geldbedrag van 41.000 euro verborgen in zijn woning. De Hoge Raad stelt vast dat de gebezigde bewijsmiddelen niet voldoende zijn om de bewezenverklaring te rechtvaardigen. Daarnaast is er een verzoek van de verdediging afgewezen om bepaalde bewijsstukken aan het dossier toe te voegen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft gespecificeerd op basis van welke lijst de stukken 'kenbaar' waren, wat de afwijzing van het verzoek niet begrijpelijk maakt. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen voor de beslissingen met betrekking tot de tenlastelegging en de strafoplegging, en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

Uitspraak

5 april 2016
Strafkamer
nr. S 14/04151
AGE/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 25 juli 2014, nummer 21/008902-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer over het oordeel van het Hof ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde, dat de verdachte de criminele herkomst van de geldbedragen heeft verborgen en verhuld.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 20 juni 2013, in de gemeente Nijmegen van een voorwerp, te weten een geldbedrag groot 41.0000,- euro, de herkomst heeft verborgen en verhuld, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk - afkomstig was uit het misdrijf, immers heeft hij verdachte een geldbedrag (van in totaal ongeveer 41.000,00 euro) verpakt in een sealbag, die zich weer bevond in een plastic tas van de Cl000, die achter een bankstel op zolder lag in zijn/hun woning ( [a-straat 1] te [plaats] ), verborgen/verhuld."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen die - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - zijn weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5.
2.3.
Nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet méér kan worden afgeleid dan dat op een ongebruikelijke plaats in een bij de verdachte in gebruik zijnde woning een grote hoeveelheid geld verpakt in een sealbag, die zich bevond in een tas, is aangetroffen, is de bewezenverklaring wat betreft het verbergen en verhullen van de herkomst van het geldbedrag, mede gelet op de wetgeschiedenis van art. 420bis, eerste lid aanhef en onder a, Sr, zoals weergegeven in HR 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3687, niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4.
De klacht slaagt.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt over 's Hofs afwijzing van het verzoek van de verdediging met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde tot voeging in het dossier van stukken.
3.2.1.
Het Hof heeft ten laste van de verdachte onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij op verschillende tijdstippen in de periode van 01 januari 2007 tot en met 31 december 2012, in de gemeente Nijmegen, tezamen en in vereniging met een ander voorwerpen, te weten:
- geldbedragen van in totaal 146.239,- euro, (te weten constante stortingen op eigen rekening van hem, verdachte, en/of zijn mededader en
- een of meer contante geldbedragen van in totaal 33.657,59 euro (te weten aankoopbedragen van luxe en/of op geld waardeerbare goederen en van factuurbedragen van afgenomen diensten en/of goederen), en
- een grote hoeveelheid voorwerpen, waaronder een auto, en elektronica-artikelen en kleding hebben verworven en voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten, althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerpen en geldbedragen onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf."
3.2.2.
Hetgeen het Hof onder 3 onder het tweede gedachtenstreepje bewezen heeft verklaard, steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
"18. Het in het proces-verbaal witwasonderzoek opgenomen relaas van de verbalisanten, p. 68 e.v.:
Op 20 juni 2013 werd tijdens een doorzoeking op de [b-straat 1] een in werking zijnde kwekerij aangetroffen. De planten in de kwekerij waren boven de wortel afgeknipt. Er lagen ook hennepplantenresten. De ruimte waarin de kwekerij zat, was erg warm en er was een zeer sterke hennepgeur in de ruimte. De afzuiginstallatie was nog in werking. Door een monteur van Liander werd geconstateerd dat er sprake was van diefstal van stroom en dat de bedrading erg brandgevaarlijk was aangelegd.
Op 20 juni 2013 werd tevens een doorzoeking gedaan op perceel [a-straat 1] . Tijdens deze doorzoeking werd een grote hoeveelheid geld, gedroogde henneptoppen en recent afgeknipte hennepplanten aangetroffen. De henneptoppen moesten nog uit de hennepplanten worden geknipt.
Uit de op 20 juni 2013 in beslag genomen bankafschriften blijkt dat de meeste stortingen (bijschrijvingen) op de diverse bankrekeningen afkomstig waren van contante stortingen eigen rekening. Daarnaast werden er kinderbijslag, uitkeringen van verzekeringen, verrekeningen en toeslagen bij geschreven. Vanaf februari 2008 waren er geen inkomsten uit loon en/of uitkeringen.
De contante stortingen vonden vanaf januari 2008 plaats op de bankrekeningen:
[0001] (Postbank/ING) tnv: [betrokkene 1] , [a-straat 1] [plaats] ,
[0002] (ABN-AMRO) tnv: [betrokkene 1] , [a-straat 1] [plaats] ,
[0003] (ABN-AMRO) tnv: [verdachte] , [a-straat 1] [plaats] .
Tot januari 2008 werd er ook contant geld gestort op bankrekening [0004] (ABN-AMRO) tnv:
[betrokkene 1] , [a-straat 1] [plaats] .
Tussen januari 2008 en juni 2013 werd er volgens de bankafschriften van verdachte [verdachte] en [betrokkene 1] op de diverse bankrekeningen gestort € 146.239,- + €23.259,01 = € 169.498,01. Bestaande uit:
- € 146.239,- (contante stortingen eigen rekening);
- € 20.988,87 (toeslagen en kinderbijslag);
-
€ 2.270,14(loon uitbetalingen januari 2008).
- € 23.259,01. (De totale ontvangsten van [betrokkene 1]).
Verder blijkt uit de diverse aangetroffen facturen/kassabonnen, dat er veel goederen werden gekocht door middel van contante betalingen, terwijl er geen (nihil) geldopnames hebben plaats gevonden.
Uit deze facturen/kassabonnen blijkt dat er tussen januari 2008 en juni 2013 aan contante betalingen werd uitgegeven: € 33.657.59. Het ging veelal om facturen/kassabonnen van:
- aankoop elektronica;
- onderhoud motorvoertuigen;
- bouwmarkten.
Uit gegevens van de belastingdienst blijkt dat verdachten [verdachte] en [betrokkene 1] in een huurwoning woonden en sinds 2008 geen looninkomsten hebben.
19. Het in het proces-verbaal witwasonderzoek opgenomen relaas van de verbalisanten, p. 72.:
WITWASTYPOLOGIEËN
Als bijlage bij de Aanwijzing Witwassen van het College van Procureurs-generaal is een lijst met zogenaamde witwastypologieën gevoegd. Het gaat hierbij om min of meer objectieve kenmerken die, naar de ervaring leert, duiden op het witwassen van opbrengsten van misdrijven. Uit de hiervoor gerelateerde bevindingen rijst het vermoeden dat de volgende witwastypologieën van toepassing zijn:
- Beide verdachten ([verdachte] en [betrokkene 1]) hebben sinds 1 januari 2008 geen looninkomsten of inkomsten uit uitkeringen. Wel ontving verdachte [betrokkene 1] zorg- en kindertoeslag;
- verdachte [betrokkene 1] zou aan toeslagen en inkomsten hebben ontvangen € 23.296,- (periode 2008-2013);
- in de periode van 1 januari 2008 t/m 20 juni 2013 werd in totaal € 146.239,- contant gestort op drie bankrekeningen van de verdachten;
- bij de doorzoeking in de woning van de verdachten zijn facturen aangetroffen over de periode vanaf 1 januari 2008 t/m 20 juni 2013 voor contante uitgaven van een bedrag van € 33.657,59;
- beide verdachten weigerden te verklaren over de herkomst van het geld;
- in de woning van de verdachten werden op verschillende plaatsen een geldbedrag van totaal € 44.758,- aangetroffen in verschillende valuta;
- in de woning van verdachten werden de volgende verdovende middelen aangetroffen:
11,4 kg gedroogde henneptoppen, 46,39 kg hennepplanten en blokjes en plaatjes hash."
3.2.3.
Het Hof heeft door de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep gedane verzoeken in de bestreden uitspraak als volgt samengevat en afgewezen:
"De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde primair verzocht om een bedrag van € 21.432,45 wegens oncontroleerbaarheid buiten de bewezenverklaring te laten. Mocht het hof dit verzoek niet toewijzen dan verzoekt de verdediging het hof het onderzoek te heropenen met de opdracht aan de advocaat-generaal om het dossier te completeren met de door de politie bedoelde notities, bonnen en facturen.
Het hof wijst beide verzoeken af, omdat de facturen ten aanzien van het door de raadsman genoemde bedrag in de vorm van een in Excel opgestelde lijst, deel uitmakend van het dossier, kenbaar zijn, en het hof zich overigens in voldoende mate voorgelicht acht om tot een verantwoorde beslissing te kunnen komen."
3.3.
Het Hof heeft het verzoek afgewezen. 's Hofs afwijzing is echter niet zonder meer begrijpelijk. De Hoge Raad neemt hierbij mede in aanmerking dat het Hof in de onder 3.2.3 weergegeven overweging niet nader heeft gespecificeerd op grond van welke "in Excel opgestelde lijst" de desbetreffende, niet aan het dossier toegevoegde stukken, "kenbaar" zijn.
3.4.
Het middel slaagt.

4.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel voor het overige geen bespreking behoeft, en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 april 2016.