3.2.1.Ten laste van de verdachte is onder 5 en 12 bewezenverklaard dat hij:
(feit 5)
"in de periode van 4 mei 2007 tot en met 30 mei 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag van 180.000 euro, de hoofdsom en bouwdepot van [A] BV, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten dat bovenomschreven voorwerp afkomstig was uit enig misdrijf."
en (feit 12)
"in de periode van 4 mei 2007 tot en met 30 mei 2008, tezamen en in vereniging met een ander, in Nederland en/of Frankrijk,
- een camper (merk Laika, type Ecovip, kenteken [AA-00-BB]) en
- geldbedragen van in totaal circa 30.750 euro en geldbedragen van in totaal circa 72683,50 euro krediet op, respectievelijk uitgaven gedaan met een VISA-card, heeft verworven en voorhanden heeft gehad en hiervan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en zijn mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf."
3.2.2.Deze bewezenverklaringen steunen, voor zover hier van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
"20. Een proces-verbaal van 19 juni 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], strafdossier B, ambtshandeling 1126, door genummerde pagina's 43 tot en met 46.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [betrokkene 1], zakelijk weergegeven:
Ik doe namens [A] B.V aangifte van valsheid in geschrifte. Ik ben bevoegd om namens dit bedrijf aangifte te doen. [betrokkene 2], wonende aan de [a-straat 1] te Amsterdam, is een cliënt van [A] B.V. Het kredietdossier bevat stukken, waaronder een werkgeversverklaring van [B] B.V. d.d. 20 februari 2007 en ondertekend door [betrokkene 3], waarin wordt verklaard dat [betrokkene 2] per 1 november 2006 in dienst is getreden bij [B] B.V. tegen een bruto salaris van € 45.000,- en een vakantietoeslag van € 3.600,-, alsmede een salarisstrook van [betrokkene 2] over januari 2007, eveneens geproduceerd door [B] B.V. als werkgever. Hiermee heeft [betrokkene 2] de indruk heeft gewekt dat zij een vast dienstverband had bij [B] B.V. en dat zij over een (legaal) inkomen beschikte. Op basis van een taxatierapport van de woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam, waaruit blijkt dat de waarde van deze woning na verbouwing zou kunnen worden gewaardeerd op € 160.000,-, en de door middel van een offerte van [C] B.V. en een tweetal facturen van dit bedrijf, voorgestelde verbouwing van de woning, is aan [betrokkene 2] een offerte gedaan voor een hypothecaire toplening van € 180.000,-, waarvan een gedeelte van € 60.000,- bestond uit een verbouwingsdepot. Indien [A] B.V. had geweten dat de werkgeversverklaring en loonstrook vals waren dan was [A] B.V. nooit bewogen tot het verstrekken en uitbetalen van de hypothecaire lening van € 180.000,-.
(...)
24. Een proces-verbaal van 15 september 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], strafdossier D, door genummerde pagina's 1 tot en met 17.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 3 april 2007 werd door [A] B.V. een bedrag van € 119.279,30 overgemaakt naar de ABN-AMRO rekening [001] van I. [betrokkene 2].
[betrokkene 2] verstrekte bij haar aanvraag van een VISA-creditcard een bankafschrift van International Card Services B.V., waarmee haar salarisontvangsten zouden worden aangetoond. Het zou hier een bankafschrift moeten zijn van de RABO-rekening [002] 23 februari 2007, waarop per 22 februari 2007 een bijschrijving stond vermeld van € 2.465,04, afkomstig van [B] B.V. en met als kenmerk: [B] B.V., [betrokkene 2] 02-2007.
Op vordering van de officier van justitie werd door de RABO-bank het rekeningoverzicht uitgeleverd voor de RABO-rekening [002] over de periode van 1 oktober 2006 tot en met 2 juli 2008. Bij het onderzoek van dit overzicht was gedurende de gehele genoemde periode geen enkele salarisontvangst zichtbaar, dus ook niet van [B] B.V. Er vonden, met uitzondering van enkele kleine debetboekingen door de bank, tot 20 februari 2007 geen mutaties plaats. Daarna vonden tot 1 april 2007 slechts een tweetal betalingen plaats van respectievelijk € 755,27 en 813,48. Deze betalingen werden echter direct door de bank gestorneerd.
25. Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van rekening [001], gedateerd 20 april 2007, ambtshandeling 1095, genummerd met 51 en 52.
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Boekdatum
Omschrijving
Bedrag af (debet)
03-04
Betaald € 50.000
50.000,00
SCP [D]
[...]
05-04
Betaald € 50.000
50.000,00
SCP [D]
[...]
26. Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van rekening [001], gedateerd 18 mei 2007, ambtshandeling 1095, genummerd met 60. Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Boekdatum
Omschrijving
Bedrag bij (credit)
04-05
[003]
60.201,20
[A] B.V. betreft:
Spoedoverboeking
Boekdatum
Omschrijving
Bedrag af (debet)
04-05
[004]
51.500,00
[E]
betreft: Spoedoverboeking
[betrokkene 2] Laika [AA-00-BB]
27. Een proces-verbaal van verhoor van 16 september 2008, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2], strafdossier E, doorgenummerde pagina's 16 tot en met 21.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij van wie het onroerend goed, gelegen in de gemeente La Chapelaude, Frankrijk, is. Dat is volledig eigendom van mijn echtgenote, [betrokkene 2]. De aankoop werd betaald uit de hypothecaire geldlening van [A]. De lening van [A] was in totaal € 180.000,-. Van het geld is ook de camper aangeschaft waarin wij het laatste jaar hebben gewoond.
U houdt mij voor dat de offerte van [C] en de facturen onder andere betrekking hadden op de uitbouw van de woning aan de [a-straat 1] te Amsterdam en dat de uitvoerder van [F] heeft verklaard dat [F], en dus niet [C] B.V., de uitbouw heeft gebouwd. Dat is juist.
Ik heb de offerte van [C] zelf opgemaakt aan de hand van de allereerste bouwplannen met als voorbeeld de offerte van [F].
U houdt mij voor dat volgens de verklaring van mijn echtgenote [betrokkene 2] aanvankelijk het geld van [A] voor een groot deel werd gebruikt als een tijdelijke lening aan [betrokkene 4] in verband met een eerder voornemen van ons om hun woning te kopen en dat het geleende geld werd terugbetaald toen die koop niet door ging. Die voorgenomen koop door ons, was een beslissing van mij en [betrokkene 2]. Tijdens het koopproces werden wij door [betrokkene 4] benaderd met de vraag of wij een vooruitbetaling konden doen, zodat zij hun nieuwe aankoop zouden kunnen financieren. Daarbij werd € 100.000,- als aanbetaling op de rekening van de notaris gestort. Zij betaalden door middel van een cheque terug. De 100.000 euro kregen wij via een cheque van de notaris.
Van het geld van de lening van [A] is ook de camper aangeschaft waarin wij het laatste jaar hebben gewoond.
(...)
36. Een proces-verbaal van aangifte van 16 juli 2008, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], strafdossier C, doorgenummerde pagina's 16 tot en met 21. Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever [betrokkene 5], zakelijk weergegeven:
Ik ben hoofd van de afdeling Risicobeheersing bij International Card Services B.V., gevestigd te Diemen, en als zodanig bevoegd tot het doen van aangifte namens deze besloten vennootschap. International Card Services B.V. geeft Visa Cards uit onder licentie van Visa Europe. International Card Services B.V. is bevoegd tot het doen van aangifte voor alle Visa Card uitgevende banken of Visa Card vertegenwoordigende organisaties, waar ook ter wereld.
In de automatische systemen van International Card Services B.V. bleek op 14 mei 2008 dat het account met nummer [005] op naam van [betrokkene 2] een uitstaand saldo had van ruim € 125.000,-. De limiet dat door International Card Services op de account is afgegeven, bedraagt € 10.000,-. Op het op 7 februari 2007 door International Card Services B.V. ontvangen aanvraagformulier is door de aanvraagster [betrokkene 2] ingevuld dat haar werkgever [B] B.V. is. Tevens werd een extra Visa Card aangevraagd ten name van [verdachte]. Bij deze aanvraag werd door [betrokkene 2] een kopie salarisstrook over de maand januari 2007 gevoegd. Vervolgens stuurde [betrokkene 2] per post een kopie van een bankafschrift van RABO-rekening [002] van 23 februari 2007. Op het bankafschrift stond een ontvangst vermeld van € 2.465,04. Daarbij was als rentedatum vermeld: 22 februari 2007. Uit nader onderzoek is tevens gebleken dat op het aanvraagformulier als geboortedatum van [verdachte] is opgegeven: [geboortedatum] 1978. Dit terwijl [verdachte] is geboren op [geboortedatum] 1976. De toetsing bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel wees daarom aanvankelijk geen negatieve kredietregistratie uit. Op zijn naam met de werkelijk geboortedatum staat wel een negatieve kredietregistratie.
De aanvraag voor de Visa Card werd goedgekeurd en vervolgens werd op 21 maart 2007 een creditcardrekening en twee Visa Cards aangemaakt op naam van respectievelijk [betrokkene 2] (met nummer [006]) en [verdachte] (met nummer [007]).
Op de systeemuitdraai met betrekking tot de verwerking van de incasso's door International Card Services B.V. is vanaf 22 april 2008 een opvallend hoog transactiepatroon (bestedingen) met beide Visa Cards te zien. Deze transacties bestonden voornamelijk uit geldopnames bij geldautomaten en grote aankopen bij bouwmarkten en dergelijke in Frankrijk.
(...)
38. Een proces-verbaal van verhoor van 16 september 2008, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2], strafdossier E, doorgenummerde pagina's 16 tot en met 21.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
U merkt op dat door International Card Services aangifte is gedaan inzake oplichting en valsheid in geschrifte. Uit de aangifte zou volgens u blijken dat in de periode van 22 april 2008 tot 6 mei 2008 met de Visa Cards van mij en van mijn echtgenote bedragen contant zijn opgenomen voor in totaal € 42.000,-. Daarnaast vonden volgens u in deze periode in Frankrijk aankopen plaats voor een bedrag van in totaal € 72.683,50. Het betrof daarbij volgens u voornamelijk de aankoop van bouwmaterialen. U vraagt mij waarvoor ik de contante bedragen heb gebruikt en waarvoor de aangekochte bouwmaterialen dienden. De totale besteding met de VISA creditcards is aangewend voor de afwikkeling van de bouw van La Chapelaude. Een deel van het geld via de VISA cards is op de bankrekeningen in Frankrijk gestort om zodoende via een cheque een auto te kunnen kopen en uiteraard andere kosten van de bouw en kosten van levensonderhoud te kunnen bekostigen.
U vraagt mij wie online de opdrachten voor de incasso's door VISA deed. Ik deed dit veelal zelf."
3.2.3.Voorts heeft het Hof het volgende overwogen, voor zover hier van belang:
(feit 5)
"De raadsman heeft vrijspraak bepleit op de grond dat -kort weergegeven- de verdachte en zijn partner, L.M. [betrokkene 2] geen handelingen hebben gepleegd die erop gericht waren de criminele opbrengsten veilig te stellen en voorts op de grond dat een aantal in de pleitnota omschreven handelingen van de verdachte en [betrokkene 2] -zoals het opmaken van de hypotheekakte, het opstellen van de werkgeversverklaring en de salarisspecificatie en de offerte van [C] B.V.- zijn verricht buiten de ten laste gelegde periode.
Alle handelingen, aldus de verdediging, die volgens het openbaar ministerie erop gericht zouden moeten zijn geweest om het geldbedrag van € 180.000,- wit te wassen, zijn gepleegd in de periode buiten 4 mei 2007 tot en met 30 mei 2008 (de periode waarvoor het openbaar ministerie door de rechtbank ontvankelijk is verklaard). Voornoemde [betrokkene 2] heeft in de eerdergenoemde ten laste gelegde periode van 4 mei 2007 tot en met 30 mei 2008 slechts een gedeelte van het geld, te weten een bedrag van € 60.201,20 aan bouwdepot, ontvangen. Dit is echter geen handeling die erop gericht is om "haar criminele opbrengst veilig te stellen". Derhalve dient de verdachte te worden vrijgesproken van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde witwassen van het geldbedrag van € 180.000,-, verkregen uit de oplichting van hypotheeknemer [A] B.V..
Het hof verwerpt het verweer. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte en [betrokkene 2] het geld (verkregen uit het eigen misdrijf van oplichting van hypotheeknemer [A] B.V.) (vrijwel) geheel hebben gebruikt voor de aankoop van een huis in Frankrijk. Daarin (in het aldus buiten het zicht van Nederlandse schuldeisers, de politie en de FIOD brengen van het geld) zit hem de strafbare gedraging gericht op het veiligstellen en verhullen van de criminele herkomst van het geld. Voorts faalt ook het betoog dat de daarin genoemde gedragingen zijn verricht buiten het tijdvak dat is ten laste gelegd, reeds omdat het niet die gedragingen zijn waar het hier om gaat. Het verwijt dat de verdachte hier wordt gemaakt is het veiligstellen en verhullen van de criminele herkomst van het geld -als overwogen door het te gebruiken voor de aankoop van een huis in Frankrijk- hetgeen in de ten laste gelegde periode heeft plaatsgehad."
(feit 12)
"De raadsman heeft met betrekking tot dit feit vrijspraak bepleit op de grond -kort weergegeven- dat ook hier niet blijkt dat de verdachte en [betrokkene 2], handelingen hebben gepleegd die erop gericht waren de criminele opbrengsten te verhullen en veilig te stellen.
Het hof verwerpt het verweer omdat ook ten aanzien van dit feit geldt dat het uit eigen misdrijf verkregen gelden betreft die uit het zicht zijn onttrokken door het in Frankrijk te investeren in privé-goederen en uit te geven aan luxegoederen; daarmee is de verhulling en veiligstelling van het criminele geld- en voltooiing van het misdrijf witwassen- gegeven."