ECLI:NL:HR:2014:14

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 januari 2014
Publicatiedatum
7 januari 2014
Zaaknummer
11/04840
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en verhullen van herkomst van geldbedrag in strafrechtelijke context

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1948, was in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak waarin hij was veroordeeld voor het verhullen van de herkomst van een geldbedrag van € 54.875, dat op 22 december 2009 in een auto was aangetroffen. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het 'verhullen' van de herkomst van het geldbedrag niet naar de eisen van de wet met redenen was omkleed. De bewijsvoering was onvoldoende om te concluderen dat de verdachte opzettelijk de herkomst van het geld had verhuld, aangezien er enkel een plastic tas met geld in de auto was aangetroffen zonder verdere context of bewijs van opzet. De Hoge Raad verwees naar de wetsgeschiedenis van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht, waarin de termen 'verbergen' en 'verhullen' worden besproken. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van deze onderdelen. Voor het overige werd het beroep verworpen.

Uitspraak

7 januari 2014
Strafkamer
nr. 11/04840
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 oktober 2011, nummer 20/003707-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.G.J. Knoops en mr. S.C. Post, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste, het tweede, het derde en het vijfde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het vierde middel

3.1.
Het middel klaagt onder meer over het oordeel van het Hof dat sprake is van "verhullen" als bedoeld in art. 420bis, eerste lid onder a, Sr.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:
"hij op 22 december 2009 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, van voorwerpen, bankbiljetten, een bedrag van in totaal euro 54.875, de herkomst heeft verhuld, terwijl hij wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf."
3.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
"19. Een proces-verbaal van bevindingen van Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, divisie recherche, nr. PL2219 2009209385-36, pagina 449, in de wettelijke vorm opgemaakt en welke deel uitmaakt van het dossier gekenmerkt 221909106, onderzoek WINTERVLINDER, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als eigen waarneming of bevinding van de desbetreffende verbalisant:
Op dinsdag 22 december 2009 was ik in de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Eindhoven. Ik was in de woning naar aanleiding van een doorzoeking. Voor de woning zag ik dat er een personenauto merk Volkswagen type Golf, kleur grijs en voorzien van het kenteken [AA-00-BB]. Ik zag dat er door collega's geld werd aangetroffen in de auto welke in een draagtas zaten. Ik zag dat in de plastic tas twee pakketjes geld zat verpakt in plastic met daarop de tekst 20.000 broertjes, 1 enveloppe met daarop de tekst 10.000 Mo en een enveloppe met daarop de tekst 4.875 Shuk.
Ik, verbalisant, zag dat later op de dag een briefje werd aangetroffen op de vensterbank van de slaapkamer van [verdachte] met daarop de tekst:
2 x 20.000 broertjes
1 x 10.000 Mo
1 x 4.875 Shuk.
20. Een proces-verbaal van bevindingen van Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, divisie recherche, nr. PL2219 2009209385-19, pagina's 423-425, in de wettelijke vorm opgemaakt en welke deel uitmaakt van het dossier gekenmerkt 221909106, onderzoek WINTERVLINDER, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als eigen waarneming of bevinding van de desbetreffende verbalisant:
Op dinsdag 22 december 2009 ben ik binnengetreden in een woning, gelegen aan de [a-straat 1] te Eindhoven.
In de woning werden onder meer in beslag genomen:
1 lichtgrijze Volkswagen Golf met kenteken [AA-00-BB]
1 contant geld (bankbiljetten) verpakt in een dubbele plastic tas aangetroffen in Volkswagen Golf [AA-00-BB] inhoudende:
2 enveloppen met opschrift "Mo 10.000" en "Shuk 4875" waarin bankbiljetten zaten
waarde 14.875,= euro
2 pakjes contant geld (bankbiljetten) waarde 40.000,= euro."
3.2.3.
Het Hof heeft voorts met betrekking tot de bewezenverklaring van dit feit nog overwogen:
"B8.3 ten aanzien van het geldbedrag van € 54.875,--
Het hof stelt op grond van het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vast.
- Op 22 december 2009 vond er een doorzoeking van de woning [a-straat 1] te Eindhoven plaats. Vaststaat dat verdachte op dit adres in de gemeentelijke basisadministratie stond ingeschreven en woonachtig was (p. 16)
- Tijdens de doorzoeking van de woning [a-straat 1] blijkt dat op het perceel en naast de woning een personenauto, een grijze Volkswagen Golf met kenteken [AA-00-BB], staat geparkeerd. Deze auto staat op naam van medeverdachte [medeverdachte 3], zoon van verdachte.
(p. 439). Deze staat eveneens ingeschreven op dit adres. (pag. 16)
- In de auto wordt een plastic tas aangetroffen met geld in een draagtas. In de plastic tas zitten twee pakketjes geld verpakt in plastic met daarop de tekst "20.000 broertjes", een envelop met daarop de tekst "10.000 Mo" en een envelop met daarop de tekst "4.875 Shuk". (p. 449)
- Op de vensterbank van de slaapkamer van verdachte in de woning aan [a-straat 1] wordt een briefje aangetroffen met daarop de tekst "2 x 20.000 broertjes 1 x 10.000 Mo 1 x 4.875 Shuk". In totaal wordt in deze auto een geldbedrag aangetroffen van ruim € 54.875,-.
(p. 425)
(...)
Gelet op het feit dat verdachte slechts een gering inkomen geniet, op geen enkele wijze is gebleken van andere legale inkomsten in samenhang bezien met het feit dat verdachte geen enkele redelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geld, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het in de auto verborgen geldbedrag van € 54.875,00 - onmiddellijk of middellijk - van misdrijf afkomstig was, dat verdachte dit wist en dat verdachte en zijn medeverdachte door het in een tas in de auto te verbergen de herkomst van dit bedrag hebben verhuld.
Het verweer wordt in zoverre verworpen."
3.3.
Art. 420bis Sr luidt, voor zover hier van belang:
"1. Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie:
a. hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij weet dat het voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig is uit enig misdrijf. (...)"
3.4.
De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 6 december 2001, Stb. 2001, 606, tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enkele andere wetten in verband met de strafbaarstelling van het witwassen van opbrengsten van misdrijven, houdt onder meer het volgende in:
"Verbergen of verhullen van de werkelijke aard, herkomst, vindplaats enz.
(eerste lid, onderdeel a)
Bij de in het eerste lid, onderdeel a, strafbaar gestelde gedraging gaat het om al die handelingen die tot doel hebben èn geschikt zijn om de werkelijke aard, herkomst, vindplaats enzovoort van een voorwerp te verbergen of verhullen. De strafbaarstelling geeft niet nader aan om welke handelingen het allemaal kan gaan; bepalend voor de strafbaarheid is het effect van het handelen. De termen «verbergen» en «verhullen» impliceren dus een zekere doelgerichtheid: het handelen is erop gericht het zicht op de aard, herkomst, vindplaats enz. van voorwerpen te bemoeilijken en is ook geschikt om dat doel te bereiken. Veelal zal bij een enkele handeling ten aanzien van een voorwerp nog niet van een dergelijk doelgerichtheid kunnen worden gesproken. Vaak zal het gaan om een reeks van handelingen, die tezamen een geval van witwassen opleveren. Dit betekent dat voor het bewijs van het verbergen of verhullen vaak naar meer handelingen (transacties) in het witwastraject zal moeten worden gekeken. Uit alle stappen tezamen moet duidelijk worden dat er (zonder redelijke economische grond) met geld is geschoven op een manier die geschikt is het spoor aan de waarneming te onttrekken. Juist die ondoorzichtigheid van de opeenvolgende transacties brengt mee dat werkelijke aard, herkomst, vindplaats, rechten enzovoort buiten beeld blijven. Het voorgaande sluit niet uit dat onder omstandigheden ook een enkele handeling verbergen of verhullen zou kunnen opleveren, hoewel in zo'n geval waarschijnlijk eerder gesproken kan worden van een van de gedragingen genoemd in het eerste lid, onderdeel b, van de artikelen 420bis en 420quater (zie hierna).
Over de termen «verbergen of verhullen» kan nog het volgende worden opgemerkt. In plaats van de in richtlijn 91/308/EEG voorkomende, wat verouderde term «verhelen» is de term «verbergen» gekozen. «Verbergen » en «verhullen» zullen elkaar grotendeels overlappen. Van een volstrekt onzichtbaar maken van de werkelijke aard, herkomst, vindplaats enzovoort behoeft geen sprake te zijn. Als dat zo zou zijn, zou het zelden tot een strafvervolging kunnen komen. Van «verhullen» – volgens Van Dale synoniem voor «versluieren» – zal al sprake kunnen zijn als door bepaalde constructies een mistgordijn wordt opgeworpen dat weliswaar enig zicht op het voorwerp en de daarbij betrokken personen toelaat, maar het niet mogelijk maakt om met enige zekerheid de (legale) herkomst en de rechthebbende vast te stellen. De trits feiten die volgens de richtlijn verhuld kunnen worden (werkelijke aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing, rechten op of eigendom van voorwerpen), is in zijn geheel in artikel 420bis, eerste lid, onder a, overgenomen. Veelal zullen feiten samenvallen, dat wil zeggen tezamen door een en dezelfde witwashandeling worden verhuld. Zo zal het verbergen of verhullen van de vervreemding of de verplaatsing vaak neerkomen op het verbergen van de vindplaats of de rechthebbende. Met het verbergen of verhullen van de «werkelijke aard» van het voorwerp wordt bedoeld het voorwenden van een andere aard dan de werkelijke (bijvoorbeeld gelden worden gepresenteerd als de winst uit een legaal bedrijf, terwijl ze in werkelijkheid uit drugshandel afkomstig zijn). Toegevoegd is het verbergen of verhullen van degene die het voorwerp voorhanden heeft. Hierbij gaat het om degene die het voorwerp feitelijk tot zijn beschikking heeft. Vaak laten witwasconstructies er namelijk geen twijfel over bestaan wie in juridische zin rechthebbende op het voorwerp is, maar zijn ze er juist op gericht te verhullen wie feitelijk de beschikkingsmacht over het voorwerp heeft."
(Kamerstukken II, 1999-2000, 27 159, nr. 3, p. 14, 15)
3.5.
Nu uit de gebezigde bewijsvoering niet méér kan worden afgeleid dan dat in de auto een plastic tas met geld is aangetroffen, is de bewezenverklaring wat betreft het "verhullen" van de herkomst van het geldbedrag, mede gelet op de hiervoor weergegeven wetgeschiedenis, niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Voor zover het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.
3.6.
Opmerking verdient dat voor zover in de toelichting op het middel een beroep wordt gedaan op HR 8 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX6909, NJ 2013/265, wordt miskend dat de onder meer uit dit arrest voortvloeiende rechtsregels slechts betrekking hebben op het geval dat de verdachte voorwerpen heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl aannemelijk is dat die voorwerpen afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf (vgl. HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2002).

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 januari 2014.